ECLI:NL:RBROT:2025:5100

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
C/10/695175 / FA RK 25-1580
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam voor betrokkene met psychische stoornissen

Op 17 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1991, die lijdt aan schizofrenie, niet-aangeboren hersenletsel, een licht verstandelijke beperking en een stoornis in cannabisgebruik. De officier van justitie had op 27 februari 2025 een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, na een eerdere machtiging die op 29 maart 2024 was verleend. Tijdens de mondelinge behandeling waren betrokkene, haar advocaat, haar moeder en enkele zorgverleners aanwezig. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene's psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. Betrokkene heeft in het verleden suïcidepogingen ondernomen en vertoont agressief gedrag. De behandelaar heeft verklaard dat betrokkene niet uit zichzelf haar medicatie inneemt en dat een zorgmachtiging noodzakelijk is om haar in de beschermde woonomgeving te houden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met ingang van de uitspraak. De rechtbank heeft ook bepaald dat de maatregelen zoals opgenomen in de rechtsoverwegingen kunnen worden getroffen, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/695175 / FA RK 25-1580
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 17 maart 2025 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1991, [geboorteplaats] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. D.J. Ladrak te Warmond.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 27 februari 2025.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van 20 februari 2025;
  • de zorgkaart van 28 januari 2025;
  • het zorgplan van 2 januari 2025;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wvggz;
  • het bericht dat er geen relevante politie-, strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 maart 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • de moeder van betrokkene, samen met het tweejarige zoontje van betrokkene;
  • [naam 2] , woonbegeleider, verbonden aan Pameijer;
  • [naam 3] , GGZ-agoog en ambulant behandelaar (hierna: behandelaar), verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank is op 29 maart 2024 op grond van artikel 6:4 Wvggz een zorgmachtiging verleend tot en met 29 maart 2025. De officier heeft op
27 februari 2025 een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie; ook is sprake van niet-aangeboren hersenletsel, een matig verstandelijke beperking en een stoornis in cannabisgebruik (licht).
2.2.1.
Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de behandelaar dat het gebruik van cannabis in de BW gedoogd wordt; middelengebruik kan de psychotische klachten verergeren en is daarom bij de behandeling een aandachtspunt, maar is binnen de BW geen grond om betrokkene weg te sturen.
Betrokkene vertelt dat zij begin dit jaar en ook afgelopen woensdag een epileptische aanval heeft gehad. Ze heeft hiervoor medicatie. De behandelaar verklaart dat de epileptische aanvallen te maken hebben met het niet-aangeboren hersenletsel.
2.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van de psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.3.1.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat betrokkene in 2018 een suïcidepoging heeft ondernomen door van een balkon te springen, wat hersenletsel heeft veroorzaakt en blindheid aan haar linkeroog. Betrokkene woont sinds ongeveer een jaar in een BW van Pameijer. Ze kan geagiteerd reageren vanuit paranoïdie en heeft meerdere medebewoners en medewerkers agressief benaderd. Betrokkene heeft een zoontje van twee jaar oud, dat onder toezicht is gesteld en na uithuisplaatsing bij de moeder van betrokkene woont. Betrokkene ziet haar zoontje eenmaal per twee weken onder begeleiding.
2.3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling vertelt betrokkene dat zij haar dagen voornamelijk doorbrengt met bidden, contact onderhouden met haar buurvrouw en solliciteren. Betrokkene werkte bij de Etos, maar haar contract is niet verlengd, en ze zou graag in een parfumerie willen werken. Gedwongen zorg vindt betrokkene niet nodig. De advocaat bepleit daarom namens betrokkene om het verzoek af te wijzen.
De behandelaar verklaart dat een zorgmachtiging noodzakelijk is, om ervoor te zorgen dat betrokkene in de BW kan blijven wonen en niet dakloos raakt. Betrokkene neemt niet uit zichzelf haar medicatie in en komt zonder medicatie snel in conflict met medebewoners, wat ertoe heeft geleid dat ze uit haar vorige BW is gezet. De behandelaar verklaart dat nog steeds sprake is van psychotische klachten bij betrokkene, maar dat het een stuk beter met haar gaat sinds de depotmedicatie (abilify) is opgehoogd. Betrokkene zoekt minder de confrontatie met medebewoners en is over het geheel genomen rustiger.
2.4.
Om een crisissituatie af te wenden, ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint en de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval haar gedrag als gevolg van haar psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
2.6.
Betrokkene vertelt tijdens de mondeling behandeling dat ze vervelende bijwerkingen ervaart van de medicatie. Ze heeft last van traagheid en heeft vlekken op haar rug en schouder, die zij aan de rechter wil tonen door haar bovenkleding omhoog te doen. De medicatie is afgelopen december opgehoogd naar aanleiding van een incident met haar ex-partner, dat door de behandelaars ten onrechte als psychotisch is aangemerkt. Betrokkene zegt de medicatie te zullen accepteren als deze in orale vorm wordt voorgeschreven.
De behandelaar verklaart dat zij voor het eerst hoort over de vlekken van betrokkene, en dat zij niet weet of dit mogelijk door de medicatie veroorzaakt wordt. Anders dan betrokkene ziet zij wel een verbetering van het psychiatrisch beeld na ophoging van de medicatie. In de gesprekken met de psychiater is aandacht voor eventuele bijwerkingen van de medicatie en wordt daarbij steeds een kosten-/batenafweging gemaakt. De behandelaar vindt het overschakelen op orale medicatie niet wenselijk, omdat de verantwoordelijkheid voor dagelijkse inname dan bij de BW komt te liggen, terwijl betrokkene nu onder verantwoordelijkheid van Antes eens per maand een depot krijgt. Voor betrokkenes psychische stabiliteit geniet dit laatste volgens de behandelaar de voorkeur.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. De verwachting is dat betrokkene niet vrijwillig akkoord zal gaan met het duurzaam gebruik van antipsychotica. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.7.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het accepteren en nakomen van ambulante behandelafspraken.
De rechtbank is van oordeel dat voor de toegewezen vormen van verplichte zorg geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben, en dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief is.
2.8.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd.
2.9.
Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal aansluitend op een zorgmachtiging worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden, met ingang van vandaag.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.6. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 maart 2026;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 17 maart 2025 mondeling gegeven door mr. J.M.L. van Mulbregt, rechter, in tegenwoordigheid van J.K.K. van der Torre, griffier, en op 31 maart 2025 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.