Op 17 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 24 februari 2025 een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, omdat de eerdere machtiging op 8 maart 2024 was verleend en inmiddels was verlopen. Betrokkene, geboren in 1994 op Sint Maarten, lijdt aan schizofrenie, een licht verstandelijke beperking en een stoornis in het gebruik van cannabis, en heeft in het verleden agressief gedrag vertoond. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 maart 2025 werd vastgesteld dat betrokkene vooruitgang had geboekt, maar dat er nog steeds zorg nodig was om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was, omdat betrokkene onvoldoende bereid was om behandeling op vrijwillige basis te accepteren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een afwijkende duur van zes maanden, in plaats van de door de officier verzochte twaalf maanden, en bepaalde dat de machtiging geldt tot en met 17 maart 2026. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter K.Th. van Barneveld en schriftelijk uitgewerkt op 31 maart 2025.