ECLI:NL:RBROT:2025:5103

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
C/10/694933 / FA RK 25-1453
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • K.Th. van Barneveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met psychische stoornissen

Op 17 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 24 februari 2025 een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, omdat de eerdere machtiging op 8 maart 2024 was verleend en inmiddels was verlopen. Betrokkene, geboren in 1994 op Sint Maarten, lijdt aan schizofrenie, een licht verstandelijke beperking en een stoornis in het gebruik van cannabis, en heeft in het verleden agressief gedrag vertoond. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 maart 2025 werd vastgesteld dat betrokkene vooruitgang had geboekt, maar dat er nog steeds zorg nodig was om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was, omdat betrokkene onvoldoende bereid was om behandeling op vrijwillige basis te accepteren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een afwijkende duur van zes maanden, in plaats van de door de officier verzochte twaalf maanden, en bepaalde dat de machtiging geldt tot en met 17 maart 2026. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter K.Th. van Barneveld en schriftelijk uitgewerkt op 31 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/694933 / FA RK 25-1453
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 17 maart 2025 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1994, Sint Maarten,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.G. Colombijn-Broersma te Gorinchem.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 24 februari 2025.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van 20 februari 2025;
  • de zorgkaart van 20 januari 2025;
  • het zorgplan van 23 januari 2025;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene;
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De voortgezette mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 maart 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2] , pedagogisch hulpverlener (hierna: behandelaar), en [naam 3] , verpleegkundige in opleiding tot specialist (hierna: VIOS), beiden verbonden aan Fivoor.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 8 maart 2024 is op grond van artikel
6:4 Wvggz een zorgmachtiging verleend tot en met 8 maart 2025. De officier heeft op
24 februari 2025 een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging voor de
duur van twaalf maanden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie, een licht verstandelijke beperking en een stoornis in het gebruik van cannabis (zeer recent in remissie).
2.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade en maatschappelijke teloorgang.
2.3.1.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat betrokkene sinds 2015 bekend is met zorg in een verplicht kader. Gedurende psychotische decompensaties heeft betrokkene agressie laten zien en diverse strafbare feiten gepleegd, waaronder brandstichting, het vernielen van spullen en seksueel grensoverschrijdend gedrag in de vorm van aanranding. Verder is betrokkene geneigd zichzelf en zijn leefomgeving te verwaarlozen, waardoor met name die leefomgeving ernstig vervuild raakt.
2.3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de behandelaar dat het beter gaat met betrokkene. Hij woont op een woonlocatie met meer zelfstandigheid, komt niet langer in aanraking met politie en justitie en heeft woonbegeleiding. Zijn medicatie krijgt betrokkene eens per vier weken in depotvorm toegediend op een locatie van Fivoor. Vanwege de vooruitgang van betrokkene zal de behandeling door Fivoor worden overgedragen aan het GGZ wijkteam van Antes. Wanneer dit precies gebeurt is niet bekend, omdat betrokkene op de wachtlijst staat. De behandelaar verklaart dat deze verandering vermoedelijk niet eenvoudig zal zijn voor betrokkene. Hoewel hij zijn huidige woonplek behoudt, krijgt hij andere begeleiders en een andere behandelwijze, en eerder is gebleken dat veranderingen tot onrust kunnen leiden en het risico op decompensatie kunnen vergroten.
Betrokkene vertelt dat zijn cannabisgebruik nu nog prettig is en hem rustig maakt, in combinatie met het luisteren naar muziek, maar dat hij wel op zeker moment met cannabis wil stoppen. Verder zou betrokkene graag een dagbesteding willen; volgens de behandelaar wordt hier naar gekeken door de ambulant woonbegeleider en is daarbij de vraag wat haalbaar is voor betrokkene.
2.4.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
Namens betrokkene wordt primair afwijzing van het verzoek bepleit wegens het ontbreken van verzet.
2.5.1.
Betrokkene accepteert vrijwillig de toediening van medicatie en komt de ambulante afspraken goed na. Verder vertelt betrokkene open over cannabisgebruik, waardoor middelencontroles tot nog toe niet nodig zijn geweest; voor zover de behandelaar een dergelijke controle zou willen doen, is de verwachting dat betrokkene hieraan vrijwillig zal meewerken. In de vorige zorgmachtiging is geen zorgvorm toegewezen die ziet op het controleren van cannabisgebruik. Graag wil betrokkene een kans om zijn vrijwilligheid jegens de behandeling te laten zien.
2.5.2.
De behandelaar verklaart dat betrokkene een jaar geleden nog weerstand toonde tegen de depotverstrekking, maar dat hij de medicatie inmiddels accepteert. Het lukt betrokkene echter niet om zelf actief achter de depotverstrekking aan te gaan; hij heeft daarbij nog ondersteuning van anderen nodig. Ook de woonbegeleiding is op structurele afspraak en niet op initiatief van betrokkene. De behandelaar benoemt dat voortzetting van de zorgmachtiging wenselijk is, omdat niet te voorspellen is hoe betrokkene op de aankomende veranderingen zal reageren.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. De onafhankelijk psychiater rapporteert dat betrokkene tijdens het onderzoek heeft aangegeven de medicatie in een vrijwillig kader te accepteren, maar dat de behandelaren daar geen vertrouwen in hebben, omdat betrokkene meermaals heeft aangegeven de medicatie te zullen stoppen zonder verplichting. De onafhankelijk psychiater voegt daaraan toe dat ook het ontbreken van ziektebesef deze toezegging door betrokkene onvoldoende betrouwbaar maakt.
2.5.3.
De rechtbank concludeert op basis van de medische verklaring en de verklaringen van de behandelaar dat voldoende is gebleken dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.6.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het accepteren en nakomen van ambulante behandelafspraken.
2.7.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht en voeding, alsmede het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, en het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd.
2.8.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Verder is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
2.10.
Namens betrokkene wordt subsidiair bepleit de zorgmachtiging te verlenen voor de kortere duur van zes maanden in plaats van de door de officier verzochte twaalf maanden. De advocaat voert aan dat het volgende beoordelingsmoment zo niet al te ver in de toekomst ligt, en dat betrokkene op die manier de komende zes maanden de kans wordt gegeven zijn vooruitgang te laten zien.
De rechtbank volgt het standpunt van de advocaat en signaleert daarnaast dat de officier het verzoekschrift niet tijdig heeft ingediend en dat de voorgaande zorgmachtiging inmiddels is verlopen, zodat ook om die reden het verzoek zal worden toegewezen voor de afwijkende duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.6. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 maart 2026;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 17 maart 2025 mondeling gegeven door mr. drs. K.Th. van Barneveld, rechter, in tegenwoordigheid van J.K.K. van der Torre, griffier, en op 31 maart 2025 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.