ECLI:NL:RBROT:2025:5113

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
C/10/695040 / FA RK 25-1502
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • K.Th. van Barneveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met psychotische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2025 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1994, die lijdt aan een psychotische stoornis en stemmingsproblematiek. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam heeft op 25 februari 2025 een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, na een eerdere machtiging die op 23 september 2024 was verleend. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 maart 2025 zijn verschillende betrokkenen verschenen, waaronder de betrokkene zelf en zijn advocaat, mr. J. Broijl. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een psychische stoornis bij betrokkene, die sinds 2019 in behandeling is. Er zijn zorgen over zijn medicatie-inname en het risico op psychotische decompensatie, vooral na het staken van medicatie en in combinatie met middelengebruik. De rechtbank heeft de wens van betrokkene om medicatie pas in te nemen bij symptomen van psychische decompensatie genoteerd, maar benadrukt de noodzaak van professionele begeleiding. De rechtbank concludeert dat er dreigend ernstig nadeel is, wat een zorgmachtiging rechtvaardigt.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging voor een afwijkende duur van zes maanden verleend, in plaats van de door de officier verzochte twaalf maanden, om betrokkene voldoende perspectief te bieden. De beschikking is mondeling gegeven door rechter K.Th. van Barneveld en schriftelijk uitgewerkt op 31 maart 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/695040 / FA RK 25-1502
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 17 maart 2025 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1994, [geboorteplaats] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J. Broijl te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 26 februari 2025.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [persoon A] , psychiater, van 18 februari 2025;
  • de niet ingevulde zorgkaart;
  • het zorgplan van 10 januari 2025;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wvggz;
  • het bericht dat er geen relevante politie-, strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 maart 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • de zus van betrokkene;
  • [persoon B] , sociaal-psychiatrisch verpleegkundige (hierna: behandelaar), en [persoon C] , verpleegkundig specialist, beiden verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 23 september 2024 is op grond van artikel 6:4 Wvggz een zorgmachtiging verleend tot en met 23 maart 2025. De officier heeft op
25 februari 2025 een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden.
2.2.
Namens betrokkene wordt afwijzing van het verzoek bepleit, omdat er geen sprake zou zijn van een psychische stoornis. Uit de medische verklaring van de onafhankelijk rapporterend psychiater blijkt dat er sprake van een psychische stoornis, te weten een psychotische stoornis alsook stemmingsproblematiek. De rechtbank heeft op basis van het verweer geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze diagnose.
2.3.
Namens betrokkene wordt afwijzing van het verzoek bepleit, omdat er geen, althans onvoldoende, sprake zou zijn van dreigend ernstig nadeel.
2.3.1.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat betrokkene sinds 2019 in behandeling is vanwege een psychotische stoornis. Bij betrokkene wordt een patroon waargenomen waarbij hij jaarlijks psychotisch decompenseert na het op eigen initiatief staken van antipsychotica, veelal in combinatie met overmatig cannabisgebruik. Betrokkene is bekend met agressie en agitatie tijdens decompensatie. Verder is betrokkene gestopt met zijn studie, heeft hij geen dagbesteding en is sprake van een huurachterstand.
2.3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling vertelt betrokkene dat hij begin december 2024 ontslagen is uit de instelling en dat hij sindsdien een opleiding heeft gevolgd tot brandwacht in de petrochemie en bouw; in dat kader heeft betrokkene eind deze week een sollicitatiegesprek. Van zijn uitkering wordt inmiddels automatisch een deel ingehouden totdat de huurachterstand is afbetaald. Hoewel betrokkene zo nu en dan naar zijn eigen huurwoning gaat, verblijft hij doorgaans bij zijn moeder, omdat zij ziek is en hij graag bij haar wil zijn.
De behandelaar verklaart dat betrokkene kort na zijn ontslag uit de instelling begin december wederom op eigen houtje zijn medicatie-inname heeft gestaakt en niet op afspraken verscheen om in overleg met de psychiater eventueel een lagere medicatiedosis af te stemmen. Dit illustreert volgens de behandelaar het gebrek aan ziekte-inzicht van betrokkene. Volgens de behandelaar is niet te voorspellen hoeveel tijd er zit tussen het staken van de medicatie-inname en het psychisch decompenseren. Wel gebeurt dit eigenlijk steeds, en wordt dit bij betrokkene vaak bevorderd door middelengebruik, zoals lachgas of cannabis. Gedwongen zorg is nodig omdat structureel sprake is van een psychotische kwetsbaarheid. De behandelaar verklaart dat zij betrokkene het liefst zou willen instellen op een (lage) dosering medicatie, om te voorkomen dat hij opnieuw decompenseert. Dergelijke besluiten zullen worden genomen in samenspraak met de familie van betrokkene.
2.3.3.
Namens betrokkene wordt aangevoerd dat de medicatie voor hem onevenredig veel nadeel met zich meebrengt. Betrokkene vertelt dat de medicatie hem suf en depressief maakt. Bovendien voelt hij zich nu goed zonder medicatie. Betrokkene wil bij voorkeur pas medicatie innemen als hij symptomen van psychische decompensatie vertoont, waarbij hij erop vertrouwt dat zijn familie en met name zijn zus dit tijdig zal signaleren. Een zorgmachtiging is daarvoor niet nodig volgens betrokkene.
Hoewel de rechtbank deze wens van betrokkene begrijpt en ook onderkent dat de familie bij het bewaken van zijn psychische stabiliteit een belangrijke ondersteunende rol kan spelen, acht zij ook professionele begeleiding door een behandelaar noodzakelijk. Betrokkene voelt zich op dit moment goed, maar is in het verleden meermalen psychotisch gedecompenseerd na het staken van zijn medicatie. Van belang is om de huidige positieve ontwikkeling vast te houden en tijdig te kunnen ingrijpen wanneer betrokkene opnieuw dreigt te compenseren.
2.3.4.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstige financiële schade, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.4.
Om een crisissituatie af te wenden, ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. De onafhankelijk psychiater rapporteert dat betrokkene medicatieontrouw is. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.6.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het accepteren en nakomen van ambulante behandelafspraken;
en wanneer er bij betrokkene sprake is van een psychische ontregeling en ambulante behandeling niet langer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het opnemen in een accommodatie.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er voor de toegewezen vormen van verplichte zorg dan ook geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben, en is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief.
2.7.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd.
2.8.
Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
2.10.
Namens betrokkene wordt bepleit de zorgmachtiging te verlenen voor kortere duur, te weten voor zes maanden in plaats van de door de officier verzochte twaalf maanden, om hem voldoende perspectief te bieden. De rechtbank volgt dit standpunt en zal de zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging verlenen voor de afwijkende duur van zes maanden, met ingang van vandaag.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.6. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 maart 2026;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 17 maart 2025 mondeling gegeven door mr. drs. K.Th. van Barneveld, rechter, in tegenwoordigheid van J.K.K. van der Torre, griffier, en op 31 maart 2025 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.