ECLI:NL:RBROT:2025:5160
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake briefadres na beëindiging huurcontract
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 april 2025 uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker om een voorlopige voorziening. De verzoeker had een briefadres aangevraagd, maar deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van zijn woonplaats, omdat hij volgens het college een woonadres in Capelle aan den IJssel had. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 22 april 2025, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van het college aanwezig waren.
De verzoeker had een huurwoning gehuurd, maar het huurcontract was geëindigd op 8 januari 2025. Hij had een urgentieverklaring gekregen en hoopte snel een nieuwe woning te vinden. De verzoeker stelde dat hij een briefadres nodig had, omdat zijn oude woning te koop stond en hij na de verkoop niet langer op dat adres ingeschreven kon staan. Het college had echter vastgesteld dat de verzoeker merendeels op een ander adres verbleef, waardoor dit als zijn woonadres werd aangemerkt.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat de verzoeker nog steeds ingeschreven stond op zijn oude adres en er geen concrete aanwijzingen waren dat de woning op korte termijn verkocht zou worden. De verzoeker had weliswaar financiële problemen, maar deze waren niet voldoende onderbouwd. Aangezien er geen spoedeisend belang was, kon het verzoek niet worden toegewezen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.