ECLI:NL:RBROT:2025:5164

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
FT RK 25/178 – FT RK 25/179
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een faillissementsprocedure met betrekking tot een schuldregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verkrijgen van een dwangakkoord. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers, waaronder de verweerster, LAVG. Verzoeker heeft een schuld van in totaal € 380.504,64 en heeft een regeling aangeboden waarbij hij 4,77% van zijn schulden zou aflossen. Zes van de zeven schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar de verweerster heeft geweigerd. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de verweerster een aanzienlijk aandeel heeft in de totale schuldenlast, maar dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met het voorstel. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het voorstel van verzoeker het uiterste is waartoe hij in staat is en dat de voordelen van het akkoord voor de schuldeisers groter zijn dan de kosten van een wettelijke schuldsaneringsregeling. Daarom heeft de rechtbank besloten om de verweerster te bevelen in te stemmen met de schuldregeling en haar te veroordelen in de kosten van de procedure. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat het vonnis uitvoerbaar is bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 18 april 2025
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 3 februari 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- [persoon 1] en [persoon 2], zijnde de gezamenlijke erfgenamen van [persoon 3], in behandeling bij LAVG te Groningen (hierna: verweerster);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
LAVG heeft voorafgaand aan de zitting op 8 april 2025 namens verweerster een verweerschrift aan de rechtbank toegezonden.
Ter zitting van 10 april 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw A. Steenman en mevrouw L. Witteveen beiden werkzaam bij de Gemeente Nissewaard (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift zeven concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 380.504,64 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 28 mei 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,77% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime (40 uur per week) en heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Zes schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Verweerster stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 119.050,34 op verzoeker, welke 31,3% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Verzoeker heeft, terwijl zijn ex-schoonmoeder ernstig ziek was zonder medeweten misbruik gemaakt van de pinpas van zijn ex-schoonmoeder en zich daarmee enorme bedragen toegeëigend. Verzoeker is bij vonnis van 27 juli 2011 door de Rechtbank Rotterdam – bij verstek – veroordeeld tot betaling van de vordering. Verweerster heeft een aandeel in de totale schuldenlast van 31,3%, wat niet kan worden aangemerkt als een gering percentage. Verzoeker is niet onder beschermingsbewind gesteld. Ook biedt de wettelijke schuldsaneringsregeling meer waarborgen dan het aangeboden akkoord. Het is dan ook onredelijk voor verweerster om in te stemmen met het aangeboden akkoord. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van verweerster bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of verweerster in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van verweerster een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 31,3%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zes van de zeven schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Gemeente Nissewaard. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een fulltime baan (voor 40 uur per week), op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van verweerster, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om verweerster te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Verweerster zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt verweerster om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt verweerster in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 april 2025. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.