ECLI:NL:RBROT:2025:5165

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
10/338894-24, 10/075696-24 / 10/045697-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een revolver en bijbehorende munitie op de openbare weg met vrijspraak voor poging tot teweegbrengen ontploffing en voorbereidingshandelingen daartoe

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een revolver en bijbehorende munitie op de openbare weg. De rechtbank heeft vastgesteld dat het vuurwapen is afgegaan tijdens een achtervolging door de politie. De verdachte is vrijgesproken van de poging tot het teweegbrengen van een ontploffing en de voorbereidingshandelingen daartoe, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij de opdrachtgever was voor deze specifieke ontploffing. Daarnaast is de verdachte vrijgesproken voor het bezit van een grote hoeveelheid hasjiesj. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en heeft de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie omgezet naar een taakstraf. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd en er waren zorgen over zijn recidive. De rechtbank heeft besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat eerdere reclasseringsinterventies niet tot de gewenste gedragsverandering hebben geleid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/338894-24, 10/075696-24
(gev. ttz.)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/045697-22
Datum uitspraak: 25 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. T. Šandrk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/338894-24 onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/075696-24 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/338894-24 onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan diagnostisch onderzoek, een locatiegebod met elektronische monitoring, een inspanningsverplichting ten aanzien van dagbesteding en het bieden van inzage in sociale media;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/045697-22, met omzetting van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in een gevangenisstraf.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/338894-24 onder 1 primair en subsidiair, en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/075696-24 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2
Bewezenverklaring zonder nadere motivering.
Het onder parketnummer 10/338894-24 ten laste gelegde feit onder 2 is door de verdachte
bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3
Vrijspraak voorbereidingshandelingen (feit 1, meer subsidiair onder parketnummer 10/338894-24)
4.3.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het teweegbrengen van een ontploffing. Twee medeverdachten zijn in de buurt van het Fregatpad aangehouden, nadat in hun omgeving een zelfgemaakt explosief werd aangetroffen. In de telefoon van één van deze medeverdachten is eerder door het snapchataccount ‘ [accountnaam] ’ een bericht gestuurd met de vraag wie een cobra 6 kan plaatsen. De verdachte is degene achter dit snapchataccount.
4.3.2
Beoordeling
Namens de verdachte is een bewijsuitsluitingsverweer gevoerd met betrekking tot de informatie die is verkregen uit de telefoon van de verdachte. Voordat de rechtbank aan de bespreking van dit verweer toekomt heeft de rechtbank zichzelf de vraag gesteld of zij - bij gebruik van dit bewijs - zou kunnen komen tot bewezenverklaring van hetgeen de verdachte wordt verweten.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Het onderzoek Fregat draait om de bevindingen van de politie op 30 september 2024 aan het Fregatpad in Rotterdam.
In de nacht van 30 september 2024 zien de bewoners van de woning aan het [adres 2] in Rotterdam (hierna: de woning) op beelden van hun cameradeurbel beweging. Zij zien vervolgens twee in het donker geklede personen met bivakmutsen op. Eén persoon loopt richting de woning, maar rent terug naar de tweede persoon wanneer hij de bewoner voor het raam ziet staan. De gealarmeerde politie houdt kort daarna in de omgeving van de woning twee verdachten aan. In hun nabijheid worden twee cobra’s 6 die zijn vast getapet aan een fles brandbare vloeistof gevonden. In de telefoon van één van deze verdachten, de medeverdachte [medeverdachte 1] , wordt een Snapchatbericht van ‘ [accountnaam] ’ aangetroffen van 29 september 2024 om 3:56 uur. Hierin wordt gevraagd: “
Iemand die nunu fit is voor c6”. De rechtbank stelt vast dat dit bericht niet anders kan worden gelezen dan als een verzoek door ‘ [accountnaam] ’ aan wie het ook maar leest om ergens een cobra 6 te plaatsen.
De rechtbank merkt in dit verband op dat Rotterdam de laatste jaren geteisterd wordt door soortgelijke incidenten waarbij de modus operandi gelijk is als in deze zaak. Er wordt iemand geworven via social media en vervolgens gaat deze persoon op pad met één of meer cobra’s 6 en een brandbaar voorwerp. Deze combinatie wordt bij het opgegeven doelwit geplaatst en tot ontploffing gebracht. Zo dus ook in deze zaak, met dien verstande dat het hier niet is gekomen tot het daadwerkelijk teweegbrengen van een ontploffing.
Uit onderzoek naar de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat hij al op 28 september 2024 om 21:59 uur op zoek is naar één of twee pakjes cobra 6, want hij stuurt “
moet een torrie vndg gebeuren”. De rechtbank begrijpt aldus dat [medeverdachte 1] zegt dat hij de cobra 6 nodig heeft, omdat er vandaag iets moet gaan gebeuren. In de nacht van 29 september 2024 omstreeks 2:40 uur melden de bewoners van de woning aan het [adres 2] dat een persoon geheel in het zwart gekleed met een voorwerp in zijn handen richting hun huis kwam lopen. De bewoners hebben hard geroepen en op de binnenzijde van de voordeur geslagen waarop de persoon is vertrokken. De melding van 30 september 2024 en de daarop volgende aanhouding van [medeverdachte 1] , betrof aldus het tweede opvolgende incident bij de woning.
De opdracht die door [accountnaam] is uitgezet, dateert van 29 september 3:56 uur. Dit is dus ná het eerste incident bij de woning. [medeverdachte 1] reageert op de chat van [accountnaam] met “
soo was net actief derop”, waarop [accountnaam] reageert met “
hbdlj”, oftewel “
hoe bedoel je”. Deze berichtenuitwisseling is kort na het eerste incident gevoerd. De rechtbank leidt uit de inhoud van deze berichten af dat [medeverdachte 1] kennelijk heeft geacteerd op een eerder verstrekte opdracht, klaarblijkelijk niet verstrekt door [accountnaam] nu deze reageert met ‘
hoe bedoel je’. Of dit daadwerkelijk om het plaatsen van een cobra 6 bij dezelfde woning gaat, kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen. Evenmin kan de rechtbank buiten redelijke twijfel vaststellen dat de vraag die [accountnaam] in de nacht van 30 september 2024 heeft uitgezet, ziet op de gebeurtenissen die in diezelfde nacht op en nabij het Fregatpad hebben plaatsgevonden.
De rechtbank kan enkel vaststellen dat [accountnaam] een vraag heeft gesteld om een cobra 6 te plaatsen, maar niet dat deze verband houdt met de gebeurtenissen bij de woning. Om die reden komt de rechtbank hoe dan ook tot vrijspraak van hetgeen de verdachte als medepleger onder dit feitencomplex wordt verweten, zodat het gevoerde bewijsuitsluitingsverweer geen bespreking behoeft.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend
bewezen. De verdachte wordt ook daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/338894-24 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 24 oktober 2024 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet
in de vorm van een revolver
van het merk BBM (model Olympic 38), kaliber .22lr en
bijbehorende munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens munitie, van de
categorie III
te weten meerdere kogelpatronen kaliber .22lr,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
10/338894-24 (feit 2)
De eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op straat een revolver met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Hij heeft het wapen weggegooid tijdens een achtervolging door verbalisanten. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie leidt veelal tot het plegen van ernstige geweldsdelicten. Dit geldt des te meer wanneer iemand een vuurwapen bij zich heeft op de openbare weg. Het risico dat geladen vuurwapens met zich meebrengen, heeft zich in deze zaak gemanifesteerd doordat het wapen is afgegaan toen de verdachte het wapen weggooide (of weglegde) in een omgeving waar zich meerdere mensen bevonden. Gelukkig is hierbij niemand gewond geraakt, maar dit had zomaar anders kunnen zijn. Mensen gaan zich onveilig voelen op straat door de wetenschap dat anderen een vuurwapen onder handbereik kunnen hebben. Om die reden dient streng te worden opgetreden tegen illegaal vuurwapenbezit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit de justitiële documentatie van 13 maart 2025 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 7 april 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt. Hieruit volgt dat de verdachte vanaf jonge leeftijd betrokken is bij politie en justitie. Hij is veroordeeld voor ernstige delicten en lijkt daarnaast deel uit te maken van een criminele (jeugd)groep. Sinds 2013 is hulpverlening betrokken en sinds 2021 is er betrokkenheid vanuit de jeugdreclassering, waarbij zware interventies zijn doorlopen. Het justitieel verleden van de verdachte baart de reclassering en de betrokken instanties ernstige zorgen. Het risico op recidive en letsel voor zichzelf en anderen wordt ingeschat als hoog.
Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden geadviseerd om het recidiverisico te beperken en om tot gedragsverandering te komen. Hierbij zijn een meldplicht, diagnostiek en ambulante behandeling, een locatiegebod (met elektronische monitoring), een inspanningsverplichting ten aanzien van de dagbesteding en inzage en openheid in zijn sociaal netwerk, online-wereld en online-gedrag geïndiceerd. Echter is onduidelijk of reclasseringsinterventies de nodige veiligheid kunnen bieden en of een dergelijk (ambulant) traject afdoende is om de als hoog ingeschatte risico's te beperken, aldus de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten (LOVS) en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Bij het voorhanden hebben van een revolver in de openbare ruimte wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden als vertrekpunt genomen. Strafverzwarend weegt mee dat de verdachte eerder wegens wapenbezit is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank meegewogen dat door verdachte’s onbezonnen weggooien van het vuurwapen, dit is afgegaan waardoor risico’s voor mensen in de omgeving zijn ontstaan.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en hier bijzondere voorwaarden aan te verbinden. Uit de rapportage volgt dat de eerder ingezette reclasseringsinterventies niet tot de beoogde gedragsverandering hebben geleid. De rechtbank ziet nu, mede gezien de negatieve houding van de verdachte omtrent de geadviseerde voorwaarden, geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Alles overwegende vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal hiervan worden afgetrokken.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 6 september 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van medeplichtigheid aan poging doodslag voor zover van belang - veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan een gedeelte groot 61 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De proeftijd is ingegaan op 21 september 2022.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van 61 dagen jeugddetentie om te zetten in een gevangenisstraf van 61 dagen. Uit de rapportages en de nieuwe feiten is gebleken dat het eerder opgelegde toezicht geen nut heeft.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de tenuitvoerlegging af te wijzen nu de gang van zaken in de onderliggende onderzoeken niet rechtvaardigen dat een toewijzing moet volgen. Subsidiair is verzocht de tenuitvoerlegging om te zetten in een taakstraf indien de verdachte zijn straf niet in een justitiële jeugdinrichting mag uitzitten.
8.2.
Beoordeling
Het hierboven bewezenverklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf kan dan ook worden gelast, met dien verstande dat de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding ziet om deze jeugddetentie om te zetten naar een taakstraf voor de duur van 122 uur.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/338894-24 onder 1 ten laste gelegde en het in de zaak onder parketnummer 10/075696-24 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/338894-24 onder 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tenuitvoerlegging met dien verstande dat in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 6 september 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 61 dagen aan de veroordeelde een taakstraf voor de duur van
122 (honderdtweeëntwintig) uren, wordt opgelegd waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
61 (eenenzestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. G.C. Bos en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10-338894-24
1.
hij op of omstreeks 30 september 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten bij
meerdere, althans een, woning(en),
te weten de woning(en) gelegen op/aan het [adres 2] en/of op/aan het
[adres 3] ,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de woningen gelegen
op/aan het [adres 2] en/of op/aan het [adres 3] en/of omliggende
woningen en/of nabijgelegen geparkeerde auto's en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
meerdere, althans een, perso(o)n(en) die aanwezig waren in de woningen gelegen
op/aan het [adres 2] en/of op/aan het [adres 3] en/of in omliggende
woningen,
te duchten was,
- met een scooter in de richting van de woningen gelegen op/aan het [adres 2]
en/of op/aan het [adres 3] is/zijn gereden, terwijl verdachte en/of zijn
mededader(s) in het bezit waren van een (zelfgemaakt) explosief en/of meerdere,
althans een, Cobra('s) en/of
- ( vervolgens) met een (zelfgemaakt) explosief en/of meerdere, althans een,
Cobra('s) naar, althans in de richting van, de woningen gelegen op/aan het
[adres 2] en/of het [adres 3] is/zijn gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven
perso(o)n(en)
op of omstreeks 30 september 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten bij
meerdere, althans een, woning(en),
te weten de woning(en) gelegen op/aan het [adres 2] en/of op/aan het
[adres 3] ,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de woningen gelegen
op/aan het [adres 2] en/of op/aan het [adres 3] en/of omliggende
woningen en/of nabijgelegen geparkeerde auto's en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
meerdere, althans een, perso(o)n(en) die aanwezig waren in de woningen gelegen
op/aan het [adres 2] en/of op/aan het [adres 3] en/of in omliggende
woningen,
te duchten was,
- met een scooter in de richting van de woningen gelegen op/aan het [adres 2]
en/of op/aan het [adres 3] is/zijn gereden, terwijl verdachte en/of zijn
mededader(s) in het bezit waren van een (zelfgemaakt) explosief en/of meerdere,
althans een, Cobra('s) en/of
- ( vervolgens) met een (zelfgemaakt) explosief en/of meerdere, althans een,
Cobra('s) naar, althans in de richting van, de woningen gelegen op/aan het
[adres 2] en/of het [adres 3] is/zijn gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van 29 september 2024 tot en met 30 september 2024 te
Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft,
door voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven
perso(o)n(en) informatie en/of (een) opdracht(en) te sturen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 september 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het teweeg brengen van
een ontploffing en/of het stichten van brand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
te duchten is (als omschreven in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten
- meerdere, althans een, mobiele telefoon(s) om met anderen te communiceren
over dit strafbare feit en/of van anderen instructies en/of informatie te krijgen met
betrekking tot dit strafbare feit en/of
- meerdere, althans een, bivakmuts(en) om herkenning te voorkomen en/of
- een (huur)scooter om verdachte en/of zijn mededader(s) te vervoeren naar en/of
van de plaats delict en/of
- een (zelfgemaakt) explosief en/of een of meerdere Cobra('s), althans zwaar
vuurwerk,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd,
doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2024 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet
in de vorm van een revolver
van het merk BBM (model Olympic 38), kaliber .22lr en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens munitie, van de
categorie III
te weten een of meerdere kogelpatronen kaliber .22lr,
voorhanden heeft gehad.
10/07569-24
hij op of omstreeks 14 januari 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 521,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen
van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.