Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad (primair ten laste gelegde);
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden daarbij een meldplicht bij de reclassering, ambulante begeleiding, meewerken aan schuldhulpverlening en schadeherstel;
- opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij uitspraak.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
vanwegehet advies van de reclassering om jeugdstrafrecht toe te passen. Tijdens deze schorsingsperiode van ruim een jaar heeft de verdachte diverse trainingen gevolgd en is hij intensief begeleid. Het meest recente advies geeft daardoor niet de situatie weer zoals deze was ten tijde van het bewezenverklaarde feit. Het advies van de reclassering van 9 februari 2024 om het jeugdstrafrecht toe te passen is naar het oordeel van de rechtbank hier dan ook passender. Daarnaast ziet de rechtbank in het meest recente advies van de reclassering een contra-indicatie voor het toepassen van volwassenstrafrecht, nu er in het kader van de strafafdoening negatief wordt geadviseerd ten aanzien van het opleggen van een gevangenisstraf en een taakstraf.
8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
€ 60,00 +
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
jeugddetentie voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
€ 272.545,47 (zegge: tweehonderdtweeënzeventigduizendvijfhonderdvijfenveertig euro en zevenenveertig eurocent)bestaande uit
€ 17.500,- (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade in de vorm van affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 272.545,47(hoofdsom,
zegge: tweehonderdtweeënzeventigduizendvijfhonderdvijfenveertig euro en zevenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; en bepaalt daarbij de duur van de
gijzeling op 0 (nul) dagen;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde] te betalen
€ 17.500,-(hoofdsom,
zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; en bepaalt daarbij de duur van de
gijzeling op 0 (nul) dagen;