ECLI:NL:RBROT:2025:5178

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
10-063528-24/ 96-309743-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag en gebruik van mobiele telefoon

Op 29 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 2001, heeft zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen in het verkeer door tijdens het rijden met zijn mobiele telefoon bezig te zijn, harder te rijden dan toegestaan en zijn snelheid niet aan te passen aan de verkeerssituatie. Dit leidde tot een aanrijding met een overstekende fietser, die als gevolg van de aanrijding is overleden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, een rijontzegging van 5 maanden en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-063528-24
Parketnummer vordering TUL VV: 96-309743-22
Datum uitspraak: 29 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Boender heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, te weten het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) in die zin dat sprake is van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 96-309743-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Aangevoerd is dat de verdachte kort voor of op het moment van de aanrijding zijn telefoon niet heeft gebruikt. Uit de acties die kort voor de aanrijding op zijn telefoon zijn geregistreerd blijkt niet dat de verdachte daadwerkelijk handelingen heeft uitgevoerd, maar enkel dat hij het scherm van de telefoon heeft geactiveerd of uitgeschakeld. Daaruit kan niet worden afgeleid dat de verdachte door zijn telefoon werd afgeleid van het verkeer. Als niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zijn telefoon kort voor of op het moment van de aanrijding heeft gebruikt, moet hij worden vrijgesproken. Enkel het rijden met een te hoge snelheid is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te komen en de verdachte heeft daarmee ook geen gevaar op de weg veroorzaakt, omdat hij voorrang had op de fietser.
4.1.2.
Beoordeling
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Op 29 mei 2023 vond op de kruising van de Zwanensingel met de Achterlangs in Vlaardingen een verkeersongeval plaats, waarbij de verdachte met een door hem bestuurde personenauto in botsing kwam met [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer). Het slachtoffer stak als fietser de weg over, terwijl hij voorrang moest verlenen aan de verdachte. Als gevolg van deze aanrijding liep het slachtoffer letsel op, onder meer bestaande uit breuken in zijn kaak, in zijn pols en bloedingen in zijn lies. Het slachtoffer is op 14 juni 2023 aan zijn verwondingen overleden. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur. Vanwege wegwerkzaamheden was de toegestane maximumsnelheid ter plaatse 30 kilometer per uur. Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat deze maximumsnelheid kort voor de plek van het ongeval werd aangegeven met een bord. Ook waren langs de weg verkeersbakens geplaatst en werden automobilisten op die plek middels een bord gewezen op een oversteekplaats voor fietsers en/of bromfietsers. Op het kruispunt van de Zwanensingel en de Achterlangs stonden in de berm meerdere schrikhekken, die het zicht van weggebruikers belemmerden.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte kort voor de aanrijding zijn telefoon heeft gebruikt. Uit het onderzoek aan de telefoon blijkt dat in de minuten voorafgaand aan het ongeval veel menselijke handelingen zijn geregistreerd en ook kort voor het ongeval gebruik is gemaakt van het toestel. De verdachte heeft verklaard dat de telefoon tijdens het rijden in de bekerhouder onder de radio lag, hij gedurende het rijden meldingen zag binnenkomen en dat hij gedurende de rit soms zijn telefoon oppakte, keek en weer teruglegde. Gelet op de wegwerkzaamheden en de onoverzichtelijke verkeerssituatie ter plaatse had de verdachte extra zorgvuldig en oplettend moeten zijn. Dat was de verdachte niet. Hij was tijdens het rijden met zijn telefoon bezig, hield zijn aandacht onvoldoende op de weg en heeft zijn snelheid niet aangepast aan de situatie ter plaatse. Hij hield zich niet alleen niet aan de maximumsnelheid, maar heeft ook niet afgeremd voor de oversteekplaats. Dit terwijl hij wist dat daar een oversteekplaats voor fietsers is en het uitzicht op die plek werd belemmerd door verkeersbakens, hekken en borden. De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van de hiervoor besproken gedragingen maakt dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dat het verkeersongeval dat hierdoor is veroorzaakt aan zijn schuld is te wijten.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 29 mei 2023 te Vlaardingen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto (kenteken
[kenteken]), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat voertuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te
rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Zwanensingel (ter
hoogte van het kruispunt met de Achterlangs),
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte toen daar,
- tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft bediend en niet de nodige
voorzichtigheid en aandacht voor het verkeer en de verkeerssituatie gehad en
- met een snelheid heeft gereden, te weten ongeveer 50 km/uur, die gelet op de
omstandigheden (te weten de wegwerkzaamheden waardoor er een
maximumsnelheid van 30 km/uur gold) te hoog was en bij het
naderen van het kruispunt geen snelheid heeft geminderd en
vervolgens
- in botsing is gekomen met de op het kruispunt rijdende
fietser , genaamd [slachtoffer], waarbij die [slachtoffer] ten
val is gekomen,
waardoor [slachtoffer] werd gedood.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze cursief in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt, waardoor het slachtoffer is overleden. De verdachte was tijdens het rijden met zijn telefoon bezig, hield zijn aandacht onvoldoende op de weg, reed harder dan toegestaan en heeft zijn snelheid niet aangepast aan de situatie ter plaatse. Met zijn onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag heeft hij onaanvaardbare risico’s voor de verkeersveiligheid genomen en heeft hij zijn verantwoordelijkheid als weggebruiker veronachtzaamd. Uit de indringende verklaring die de dochters van het slachtoffer op de zitting hebben voorgelezen, blijkt hoeveel impact het ongeval op hun leven heeft gehad en nog altijd heeft.
De rechtbank twijfelt er niet aan dat de verdachte nooit een aanrijding heeft willen veroorzaken. De verdachte heeft contact gezocht met de nabestaanden van het slachtoffer om zijn spijt te betuigen en dit komt de rechtbank oprecht over. De rechtbank ziet dat het ongeval ook impact heeft op de verdachte, die zal moeten leven met de gevolgen van zijn handelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 maart 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor verkeersovertredingen. De verdachte is op 13 april 2023 de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat de verdachte pas kort voor het ongeval zijn rijbewijs had teruggekregen en dat hij nog in een proeftijd liep.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 maart 2025. Bij een veroordeling tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, adviseert de reclassering een straf met bijzondere voorwaarden. Zij vinden in dat geval een meldplicht bij de reclassering en een inspanningsplicht om een dagbesteding te vinden en te behouden noodzakelijk. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist, omdat tot een andere schuldgradatie is gekomen. Op basis van die oriëntatiepunten wordt in de regel voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij een slachtoffer is overleden, een taakstraf voor de duur van 240 uren opgelegd en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ziet de rechtbank reden om hier in enige mate vanaf te wijken. De rechtbank acht een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 maanden passend en geboden. De rechtbank zal daarnaast een gevangenisstraf van een maand voorwaardelijk opleggen, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en met een proeftijd van 2 jaar. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er onder meer toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 13 april 2023 van de kantonrechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van een verkeersovertreding veroordeeld voor zover van belang tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 maanden, waarvan een gedeelte groot 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De proeftijd is ingegaan op 29 april 2023 en eindigt op 27 april 2026.
8.2.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen. De verdachte heeft aangetoond niet gevoelig te zijn voor het preventieve effect dat zou moeten uitgaan van voorwaardelijke straffen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen omdat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om zijn werk te kunnen uitoefenen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuw strafbaar feit zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. De voorwaardelijke straf heeft de verdachte er niet van weten te weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te plegen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van een (1) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de
algemene voorwaardeniet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een
bijzondere voorwaardeniet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de tijd van
5 (vijf) maanden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 13 april 2023 van de kantonrechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
5 (vijf) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en J.C. Oord, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Suiker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 29 mei 2023 te Vlaardingen, althans in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto (kenteken
[kenteken]), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat voertuig roekeloos, in elk geval
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam
en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te
rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Zwanensingel (ter
hoogte van het kruispunt met de Achterlangs),
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte toen daar,
- tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft bediend en/of niet de nodige
voorzichtigheid en aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie gehad en/of
- met een snelheid heeft gereden, te weten ongeveer 50 km/uur, die gelet op de
omstandigheden (te weten de wegwerkzaamheden waardoor er een
maximumsnelheid van 30 km/uur gold) te hoog was en/of (vervolgens) bij het
naderen en/of oprijden van het kruispunt geen snelheid heeft geminderd en/of
(vervolgens)
- in botsing of aanrijding of aanraking is gekomen met de op het kruispunt rijdende
fietser en/of bestuurder van de fiets, genaamd [slachtoffer], waarbij die [slachtoffer] ten
val is gekomen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 29 mei 2023 te Vlaardingen, althans in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg(en), de Zwanensingel (ter hoogte van het
kruispunt met de Achterlangs). althans op één van deze wegen, zich zodanig heeft
gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden
veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft bediend en/of niet de nodige
voorzichtigheid en aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie gehad en/of
- met een snelheid heeft gereden, te weten ongeveer 50 km/uur, die gelet op de
omstandigheden (te weten de wegwerkzaamheden waardoor er een
maximumsnelheid van 30 km/uur gold) te hoog was en/of (vervolgens) bij het
naderen en/of oprijden van het kruispunt geen snelheid heeft geminderd en/of
(vervolgens)
- in botsing of aanrijding of aanraking is gekomen met de op het kruispunt rijdende
fietser en/of bestuurder van een fiets, genaamd [slachtoffer], waarbij die [slachtoffer] ten
val is gekomen.