In deze zaak heeft verzoekster op 7 maart 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 26 maart 2025 bepaald. Tijdens de zitting zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de advocaat van verzoekster en medewerkers van schuldhulpverlening en het wijkteam. Verzoekster heeft aangegeven dat zij voldoende inkomsten heeft om de huur te betalen en dat zij hulp heeft gezocht bij het wijkteam om haar schuldenproblematiek aan te pakken. De huur voor maart en april 2025 is inmiddels voldaan en er is budgetbeheer opgestart, wat de rechtbank voldoende aannemelijk achtte dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan.
Verweerster heeft geen bezwaar gemaakt tegen de voorlopige voorziening, mits de huurtermijnen worden betaald. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie, gezien het vonnis van 18 november 2020 tot ontruiming van de woning van verzoekster. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van dit vonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, onder de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Snel-van den Hout en griffier mr. T.M.M. de Laat op 3 april 2025.