In deze zaak heeft verzoeker op 6 maart 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, met het doel een voorlopige voorziening te verkrijgen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 26 maart 2025 bepaald. Tijdens de zitting zijn zowel verzoeker als verweerster gehoord. Verzoeker, die als zzp’er werkt, heeft aangegeven dat hij in staat is om zijn huurbetalingen te voldoen, en heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat hij de huur voor maart en april 2025 heeft betaald. Verweerster, Madeli Vastgoed B.V., heeft echter betwist dat verzoeker aan zijn betalingsverplichtingen voldoet en heeft aanvullende stukken ingediend ter ondersteuning van haar standpunt.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Gezien de eerdere ontruimingsprocedure en de aankondiging van verweerster om over te gaan tot ontruiming, heeft de rechtbank geoordeeld dat er inderdaad een bedreigende situatie is. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven wonen en een schuldhulpverleningstraject is gestart, afgewogen tegen de belangen van verweerster. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de lopende huurtermijnen kunnen worden voldaan en heeft zij de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met voorwaarden. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.