ECLI:NL:RBROT:2025:5290

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
ROT 24/9105
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over verwerking van persoonsgegevens door ING Bank N.V. en hoorplicht van de Autoriteit Persoonsgegevens

Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden mr. A. Karimi en mr. J.M.A. Koster, en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De zaak betreft een klacht die eisers hebben ingediend bij de AP over de verwerking van persoonsgegevens door ING Bank N.V. (ING) in het kader van contactloos betalen. De rechtbank oordeelt dat de AP eisers ten onrechte niet heeft gehoord in de bezwaarfase, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De AP moet opnieuw op het bezwaar beslissen, nadat eisers zijn gehoord.

Eisers hebben bij de AP een klacht ingediend over de gegevensverwerking bij contactloos betalen door ING. De AP verklaarde zich deels onbevoegd en besloot de klacht niet verder te onderzoeken. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft ING als belanghebbende aangemerkt, maar ING heeft niet gereageerd. Tijdens de zitting op 21 februari 2025 hebben eisers en de gemachtigden van de AP hun standpunten toegelicht.

De rechtbank concludeert dat de AP ten onrechte heeft afgezien van het horen van eisers, omdat er twijfel bestond over de uitkomst van het bezwaar. De rechtbank benadrukt dat het horen een essentieel onderdeel van de bezwaarprocedure is en dat de AP de hoorplicht heeft geschonden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de AP op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij eisers gehoord moeten worden. Tevens moet de AP het griffierecht van € 187,- aan eisers vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/9105

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] ,

[naam eiseres], hierna tezamen: eisers, uit [plaats] ,
en

de Autoriteit Persoonsgegevens, de AP

(gemachtigden: mr. A. Karimi en mr. J.M.A. Koster).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een klacht die eisers hebben ingediend bij de AP over de verwerking van persoonsgegevens door ING Bank N.V. (ING). Naar het oordeel van de rechtbank heeft de AP eisers ten onrechte niet gehoord in de bezwaarfase. Het beroep is dus gegrond. De AP moet opnieuw op het bezwaar beslissen, nadat eisers zijn gehoord.

Procesverloop

2.
2.1.
Eisers hebben bij de AP een klacht ingediend met betrekking tot de gegevensverwerking bij contactloos betalen door ING. De AP heeft zich met een besluit van 14 februari 2024 deels onbevoegd verklaard de klacht te behandelen en heeft deels besloten de klacht niet verder te onderzoeken. Met een besluit van 29 augustus 2024 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eisers is de AP bij deze afdoening van de klacht gebleven.
2.2.
Eisers hebben beroep ingesteld. De AP heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eisers hebben nadere stukken ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft ING aangemerkt als belanghebbende en gevraagd om als partij aan de procedure deel te nemen. ING heeft hierop niet gereageerd.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigden van de AP.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eisers hebben betaalrekeningen bij ING en zijn in het bezit van aan die rekeningen gekoppelde betaalpassen. In die betaalpassen zit een
Near Field Communication-chip
(NFC-chip) waardoor contactloos betalen mogelijk is. Eisers hebben ING verzocht betaalpassen zonder NFC-chip te verstrekken, zodat ongeoorloofde betalingen en de uitwisseling van privacygevoelige gegevens kan worden tegengegaan. In een reactie heeft ING gesteld dat het verstrekken van betaalpassen zonder NFC-chip niet mogelijk is, maar dat de functie contactloos betalen op de betaalpassen van eisers is uitgeschakeld.
4. Op 7 december 2022 hebben eisers een klacht ingediend bij de AP. Volgens eisers handelt ING in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) doordat NFC-chips in hun betaalpassen zitten die contactloos betalen mogelijk maken, ook als deze functie uitgeschakeld is.
5. In het bestreden besluit, waarin het primaire besluit is gehandhaafd, heeft de AP overwogen dat het verstrekken van betaalpassen met een NFC-chip door ING geen
AVG-kwestie is. Daarom is de AP op dit punt onbevoegd. Ten aanzien van het standpunt van eisers dat ING in strijd handelt met de AVG, heeft de AP besloten dat geen nader onderzoek zal worden verricht. De AP heeft toegelicht dat nader onderzoek nodig zou zijn om een overtreding van de AVG te kunnen uitsluiten en dat de AP er aan de hand van de geldende criteria [1] voor gekozen heeft dat niet te doen.
Standpunt eisers
6. Eisers betogen dat de AP ten onrechte heeft besloten om geen nader onderzoek te doen. Eisers hebben daartoe aangevoerd dat er sprake is van een ongewenste uitwisseling van persoonsgegevens wanneer met een ongeldige betaalpas via contactloos betalen afschrijvingen worden gedaan. Soms wordt er contactloos betaald terwijl eisers dat niet willen. Dit is in strijd met de AVG omdat er dan geen toestemming is voor de gegevensuitwisseling. ING biedt te weinig bescherming tegen deze ongewenste betalingen. De AP is ten onrechte voorbijgegaan aan het onderzoek dat eisers hebben gedaan naar de betrouwbaarheid en de veiligheid van betaalpassen met NFC-chips. Eisers zijn van mening dat de AP hen ten onrechte niet heeft gehoord in bezwaar. Zij willen alsnog gehoord worden door de AP.
Heeft de AP kunnen afzien van het horen van eisers?
7. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord. [2] Van horen kan worden afgezien als het bezwaar kennelijk ongegrond is. [3] Het horen vormt een essentieel onderdeel van de bezwaarprocedure. [4] Van horen kan alleen worden afgezien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat wat in bezwaar is aangevoerd, niet tot een ander besluit kan leiden. [5]
8. De AP heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat er redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat de bezwaargronden niet tot een ander besluit konden leiden. In het verweerschrift heeft de AP toegelicht dat eisers in de bezwaargronden slechts hun bedenkingen over het contactloos betalen hebben herhaald. Verder heeft de AP in de primaire fase uitgebreid gebeld met eisers.
9. De rechtbank is van oordeel dat de AP zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen twijfel over mogelijk was dat het bezwaar niet kon leiden tot een ander besluit. De AP heeft dan ook ten onrechte afgezien van het horen van eisers. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang. Zoals volgt uit de werkwijze van de AP en zoals is toegelicht ter zitting, zijn er na een ingediende klacht drie mogelijkheden:
  • De persoon of organisatie overtreedt de AVG. De AP onderneemt dan passende actie.
  • Niet gebleken is dat de persoon of organisatie de AVG overtreedt. De klacht wordt dan niet verder onderzocht.
  • Alle andere gevallen, waarin (nog) niet uitgesloten kan worden dat de persoon of organisatie de AVG overtreedt. De AP bepaalt dan aan de hand van een aantal criteria of de klacht verder wordt onderzocht.
Desgevraagd heeft de AP op de zitting bevestigd dat de klacht van eisers in de derde categorie valt: de AP sluit niet uit dat sprake is van een overtreding van de AVG door ING, maar heeft besloten om geen verder onderzoek te doen. Bij de in dit verband door de AP gemaakte afweging is onder meer betrokken dat het doen van verder onderzoek veel tijd en capaciteit zou vergen. Verder heeft de AP meegewogen dat niet is gebleken dat sprake is van concrete schadelijke gevolgen of risico’s voor eisers. Hoewel de AP terecht heeft gesteld dat zij een klacht moet onderzoeken in de mate waarin dat gepast is, [6] volgt de rechtbank de AP niet in zijn standpunt dat er redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat het bezwaar niet kon leiden tot een ander besluit. Op een hoorzitting hadden eisers de strekking van hun klacht verder kunnen verduidelijken en ook nader kunnen uitleggen waarom zij problemen hebben met de volgens hen onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens. Niet uitgesloten is dat een hoorzitting de uitkomst van de door de AP gemaakte afweging anders zou hebben gemaakt. Dat in de primaire fase is gebeld met eisers, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Bellen in de primaire fase kan de functie van een hoorzitting in de bezwaarfase niet vervangen. Overigens hebben eisers in de bezwaarfase uitdrukkelijk gevraagd om te worden gehoord.
10. Uit het bovenstaande volgt dat de hoorplicht is geschonden. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de zaak zelf af te doen. Het is aan de AP om eisers alsnog te horen. De AP moet vervolgens de naar voren gebrachte feiten en omstandigheden bij haar nieuwe besluit betrekken
.
11. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank aan de overige door eisers aangevoerde beroepsgronden niet toe.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De AP dient opnieuw te beslissen op het bezwaar van eisers, nadat zij zijn gehoord.
13. Omdat het beroep gegrond is, dient de AP het door eisers betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden. Er zijn geen andere proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de AP op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers, met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt de AP op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van
mr.W.D.F. Oskam, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Te vinden op: https://www.autoriteitpersoonsgegevens.nl/behandeling-van-klachten-door-de-ap.
2.Dit staat in artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Dit staat in artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.
4.Zie Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, blz. 144-145 en 147.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
6.Zie artikel 57, eerste lid, aanhef en onder f, van de AVG.