ECLI:NL:RBROT:2025:5299

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
ROT 25/1694
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in [plaats], een verzoek om voorlopige voorziening ingediend naar aanleiding van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] van 4 februari 2025. De voorzieningenrechter heeft het verzoek zonder zitting beoordeeld, omdat het kennelijk niet-ontvankelijk was. Dit is mogelijk op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster het griffierecht van € 194,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had verzoekster per aangetekende brief op 18 februari 2025 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te voldoen. Uit informatie van PostNL bleek dat de brief op 5 maart 2025 was afgehaald, maar verzoekster heeft het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald.

Verzoekster heeft geen redenen aangevoerd voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor er geen verontschuldiging voor dit verzuim kon worden aangenomen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder inhoudelijke beoordeling van de zaak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 24 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/1694

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 april 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] .

Inleiding

1. Naar aanleiding van het besluit van verweerder van 4 februari 2025 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 194,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoekster het griffierecht tijdig betaald?
2.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 18 februari 2025 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op
5 maart 2025 om 15:47 uur is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend. Verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
2.2.
Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van K.A. Dos Santos, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.