Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.Het verzoek
3.Het verweer
4.De beoordeling
De beslissing
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 7 maart 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, met het doel een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 26 maart 2025 bepaald, maar verzoekster is niet verschenen. Verweerster, Stichting Woonstad Rotterdam, is ook niet verschenen. De rechtbank heeft op 28 maart 2025 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was dat verzoekster in staat zou zijn om de lopende huurtermijnen te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster geen stabiel inkomen heeft en dat haar aanvraag voor bijstandsuitkering recentelijk buiten behandeling is gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren, zwaarder weegt dan het belang van verzoekster om in de huurwoning te blijven. Daarnaast is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, met de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.