ECLI:NL:RBROT:2025:5331

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
FT RK 25/421 en FT RK 25/422
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering en huurrecht

Op 14 maart 2025 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, waarin zij vraagt om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 26 maart 2025 bepaald. Verweerster, Stichting Hef Wonen, is niet verschenen op de zitting. Verzoekster heeft voldoende inkomsten uit een PW-uitkering en toeslagen om de huurtermijnen te voldoen en heeft sinds maart 2024 elke maand de huur betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verweerster op 18 maart 2025 zou overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster zwaarder laten wegen dan die van verweerster en heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met voorwaarden. Verzoekster is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzen
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 3 april 2025
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 14 maart 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 17 maart 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 26 maart 2025.
Ter zitting van 26 maart 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer [persoon A] en mevrouw [persoon B] , beiden werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening).
Stichting Hef Wonen, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
Verzoekster heeft ter zitting aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 mei 2018 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster wil een oplossing voor haar schuldenproblematiek. Zij heeft zich daarom gemeld bij schuldhulpverlening. Verzoekster heeft inkomsten uit een PW-uitkering. Daarnaast ontvangt zij toeslagen. Daarmee heeft zij voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te voldoen. Verzoekster betaalt bovendien sinds maart 2024 elke maand de huur.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 mei 2018 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 10 maart 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 18 maart 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 18 mei 2018 ten uitvoer kan
leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster ontvangt voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te voldoen. Zij betaalt bovendien sinds maart 2024 maandelijks de huur. Dit volgt uit de overgelegde bankafschriften. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 18 mei 2018 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ( [postcode] ), voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 17 maart 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 april 2025.