Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- de heer [persoon A] en mevrouw [persoon B] , beiden werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
Op 14 maart 2025 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, waarin zij vraagt om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 26 maart 2025 bepaald. Verweerster, Stichting Hef Wonen, is niet verschenen op de zitting. Verzoekster heeft voldoende inkomsten uit een PW-uitkering en toeslagen om de huurtermijnen te voldoen en heeft sinds maart 2024 elke maand de huur betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verweerster op 18 maart 2025 zou overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster zwaarder laten wegen dan die van verweerster en heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met voorwaarden. Verzoekster is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen.