ECLI:NL:RBROT:2025:5333

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
FT RK 25/197 en FT RK 25/198
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met een schuldeiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoeker, die te maken heeft met meerdere schuldeisers. Verzoeker heeft op 4 februari 2025 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers, waaronder Hoist Finance AB. Verzoeker heeft een totaalbedrag van € 39.762,25 aan schulden, waarvan hij een nulaanbod heeft gedaan aan zijn schuldeisers. Negen van de tien schuldeisers hebben ingestemd met de regeling, maar Hoist Finance heeft geweigerd. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vordering van Hoist Finance slechts 1,04% van de totale schuldenlast bedraagt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het aanbod van verzoeker het maximaal haalbare is, gezien zijn arbeidsongeschiktheid en de afloscapaciteit die is gebaseerd op zijn WIA-uitkering. De rechtbank heeft daarom besloten dat de belangen van verzoeker en de andere schuldeisers zwaarder wegen dan die van Hoist Finance, en heeft het verzoek om Hoist Finance te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. Hoist Finance is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 18 april 2025
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 4 februari 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Hoist Finance AB, in behandeling bij LAVG Gerechtsdeurwaarders (hierna: Hoist Finance);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
LAVG heeft namens Hoist Finance voorafgaand aan de zitting op 1 april 2025 een verweerschrift aan de rechtbank toegezonden.
Ter zitting van 10 april 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw M. Ramautar en mevrouw M.B.C. Nguien, beiden werkzaam bij Aktiva B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder);
  • mevrouw [persoon B] , werkzaam bij het CVD (hierna: begeleider).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift tien schuldeisers, waarvan één preferente en negen concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 39.762,25 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 22 oktober 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van
0% aan de preferente schuldeisers en 0% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn WIA-uitkering. Verzoeker is voor 64,50% arbeidsongeschikt verklaard. Verzoeker ontvangt deze WIA-uitkering sinds 12 september 2017. Verzoeker is in 2017 voor het laatst gekeurd. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt de schuldeisers verzocht om hun vordering kwijt te schelden. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het maximale aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Negen schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Hoist Finance stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 413,38 op verzoeker, welke 1,04% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Verzoeker heeft een voorstel gedaan op basis van een nulaanbod. Hoist Finance heeft dan ook geen enkel belang bij instemming met het aangeboden akkoord. In de visie van Hoist Finance heeft verzoeker voorts niet het maximaal haalbare aangeboden. Verzoeker heeft een auto waarvan de noodzaak onvoldoende is gemotiveerd door verzoeker. Ook is in het aangeboden akkoord geen rekening gehouden met toekomstperspectieven. De wettelijke schuldsaneringsregeling biedt betere waarborgen. Daarnaast ontvangt Hoist Finance maandelijks betalingen uit het gelegde derde beslag. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Hoist Finance geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Hoist Finance bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Hoist Finance in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Hoist Finance een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 1,04%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk negen van de tien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Geldplein. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verzoeker ontvangt een WIA-uitkering sinds
12 september 2017. Verzoeker is (in 2017) voor 64,50% arbeidsongeschikt verklaard. Voldoende aannemelijk is dan ook dat verzoeker in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen. Het aangeboden akkoord is het maximale haalbare.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Hoist Finance, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Hoist Finance te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Hoist Finance zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Hoist Finance om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Hoist Finance in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 april 2025. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.