Beoordeling door de voorzieningenrechter
3. Verzoeker woont op het [adres] in [plaats] . Hij huurt deze woning van [stichting] .
4. Op 3 januari 2025 heeft de politie een overdracht gezien van vermoedelijk verdovende middelen. De bestuurder van een personenvoertuig trad hierbij op als verkoper van verdovende middelen. Onopvallende verbalisanten hebben vervolgens dit voertuig geobserveerd. Tijdens de observatie van het voertuig hebben zij gezien dat de bestuurder zijn voertuig had geparkeerd op de hoek van het [adres] en dat de vermoedelijke drugsdealer een portiekflat betrad en naar de derde verdieping is gegaan en daar 20 minuten heeft verbleven. Op deze verdieping zijn twee woningen, waaronder die van verzoeker. Gelet op het gedrag van de vermoedelijke drugsdealer, het feit dat hij nadat hij de woning had verlaten bij een latere staande houding een handelshoeveelheid harddrugs bij zich had en het feit dat verzoeker als enige van de derde woonlaag antecedenten heeft op grond van de Opiumwet, heeft de politie besloten om verzoekers woning te doorzoeken. In verzoekers woonkamer zijn onder meer bruto 46,28 gram cocaïne, een alarmpistool en munitie aangetroffen. Verzoeker heeft verklaard dat deze cocaïne voor eigen gebruik was. Verder zijn er in een kleine slaapkamer een rugzak en een kluis aangetroffen. In de rugzak en kluis zijn stoffen aangetroffen die bij een eerste test een ‘inconclusive’ resultaat opleverden. Verder zijn in de kluis een vuurwapen, een deels met patronen gevulde verlengde patroonhouder en een geluidsdemper aangetroffen. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 31 januari 2025.
5. De stoffen die in de rugzak en kluis zijn aangetroffen, zijn op een later moment onderzocht door de Forensische Opsporing. Naar uit het bestreden besluit blijkt ging het volgens de burgemeester om de volgende stoffen: 965,2 gram cocaïne, 0,8 gram heroïne, 990,4 gram paracetamol en 449,4 gram fenacetine/levamisol (versnijdingsmiddelen).
Waar gaat het in deze zaak om?
6. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage en de aanvullende informatie van de politie, zoals die blijkt uit het besteden besluit, heeft de burgemeester besloten om verzoekers woning te sluiten voor drie maanden. Verzoeker is het hier niet mee eens en hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij voorlopig in zijn woning mag blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning openblijft tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
7. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
8. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
9. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoeker immers de komende drie maanden geen toegang tot zijn woning.
10. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen harddrugs of softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
11. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in [plaats] tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet [plaats] 2022. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning.
12. Partijen zijn het erover eens dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. Zij verschillen wel van mening over de vraag of de sluiting noodzakelijk is. Volgens verzoeker is niet gebleken dat de aangetroffen drugs in of vanuit de woning werd verhandeld. Daarnaast doet verzoeker een beroep op het tijdsverloop sinds het aantreffen van de drugs in zijn woning.
13. Gelet op wat er in de woning is aangetroffen, verwacht de voorzieningenrechter dat het bestreden besluit op dit punt in bezwaar stand zal houden. Vanwege de grote hoeveelheid aangetroffen harddrugs (ruim een kilo) en versnijdingsmiddelen is aannemelijk dat deze geheel of gedeeltelijk bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als er geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. De burgemeester kon daarom niet volstaan met een minder verstrekkende maatregel ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
14. Daarnaast vindt de voorzieningenrechter het tijdsverloop tussen het aantreffen van de drugs en het bestreden besluit (drie maanden) niet zodanig dat er om die reden geen noodzaak meer is om de woning te sluiten. Na de doorzoeking op 3 januari 2025 heeft de burgemeester op 10 februari 2025 van de politie een bestuurlijke rapportage ontvangen. Tussen het moment van ontvangst van de bestuurlijke rapportage en het besluit tot sluiting van de woning zitten bijna twee maanden. Dat tijdsverloop is ook nodig met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, waarbij de betrokkene de gelegenheid wordt gegeven een zienswijze te geven op het voorgenomen besluit. Dit is in het geval van verzoeker ook gebeurd.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
15. De burgemeester moet vervolgens kijken naar de nadelige gevolgen van de sluiting en die betrekken bij de vraag of de sluiting evenwichtig is.
16. Verzoeker voert aan dat hij een jongen uit de buurt tijdelijk heeft opgevangen en dat de spullen uit de kleine slaapkamer (rugzak en kluis) van hem waren. Volgens verzoeker wist hij niets af van de (965,2 gram) cocaïne, heroïne, versnijdingsmiddelen en het vuurwapen. Daarnaast heeft verzoeker COPD en is er sprake van verslavingsproblematiek. De verhuurder is van plan om de huurovereenkomst te ontbinden. Als verzoeker dakloos wordt, dan dreigt er een terugval. Ter zitting heeft verzoeker ook nog gewezen op de gevolgen voor zijn verblijfsvergunning.
17. De voorzieningenrechter vindt de gevolgen van de sluiting in dit geval niet onevenwichtig. Verzoeker kan een verwijt worden gemaakt van de aangetroffen harddrugs in zijn woning. Hij is als huurder verantwoordelijk voor wat er in zijn woning gebeurt, en dus ook voor wat er in de kleine slaapkamer en in de kluis is opgeslagen. Daarnaast is niet gebleken dat hij vanwege zijn medische situatie specifiek is gebonden aan deze woning. Gelet op de grote hoeveelheid harddrugs, versnijdingsmiddelen en het aantreffen van een vuurwapen, heeft de burgemeester de belangen bij sluiting van de woning zwaarder mogen laten wegen dan de belangen van verzoeker bij het voortgezet gebruik van de woning.
18. Verzoeker vreest dat het verlies van zijn woning gevolgen zal hebben voor zijn inkomen, verzekering, verblijfsvergunning en zijn medische situatie (waaronder zijn verslavingsproblematiek). De voorzieningenrechter wil verzoeker daarom wijzen op de mogelijkheid om contact op te nemen met [hulploket]; een gratis loket van de gemeente [plaats] . Zij kunnen samen met verzoeker kijken welke hulp hij nodig heeft. Ook kan verzoeker, zoals ook ter zitting besproken, zich melden bij [opvang]om te kijken of hij in aanmerking komt voor (maatschappelijke) opvang.