4.3.Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij,
in de periode van 9 juli 2018 t/m 12 juni 2020, in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen
heeft deelgenomen aan een organisatie,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- misdrijven als bedoeld in artikel 189 Sr, namelijk het:
- nadat enig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging te beletten of te bemoeilijken, voorwerpen waarop of waarmede het misdrijf gepleegd is of andere sporen van het misdrijf (heeft/hebben) vernietigd, wegmaakt, verbergt of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekt (189 lid 1 sub 2)
en/of
- opzettelijk voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e aan te tonen, met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, te belemmeren of te verijdelen, verbergt, vernietigt, wegmaakt of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekt, dan wel door het opzettelijk verstrekken van gegevens of inlichtingen aan derden die inbeslagneming belet, belemmert of verijdelt (artikel 189 lid 1 sub 3),
en
-witwassen (strafbaar gesteld in artikel 420bis en/of 420ter en/of 420quater Wetboek van Strafrecht);
2.
hij,
in de periode van 31 maart 2020 tot en met 11 juni 2020, in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt
hierin bestaande dat hij, tezamen en in vereniging met anderen,
a)
-(op 11 mei 2020 tot en met 12 mei 2020) contante geldbedragen ad in totaal € 300.000 ,- en
-(op 21 mei 2020) contante geldbedragen ad in totaal € 300.000 ,-
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders (telkens) wisten dat bovenomschreven
geldbedragen- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
hij,
in de periode van 1 mei 2020 tot en met 12 juni 2020 in Nederland,
meermalen
om een feit,
bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, van in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of Methamfetamine en/of LSD, zijnde
MDMA en/of Methamfetamine en/of LSD (telkens) een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
• een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en
• zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, en
• voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van
dehierboven bedoelde feit
en,
immers heeft verdachte:
- ( encrochat
-)berichten ontvangen en verzonden bevattende informatie en/of foto’s van verdovende middelen en/of zelfbouwzuurkast en- geldbedragen en prijzen genoemd en afspraken gemaakt met en besprekingen en onderhandelingen gevoerd met een of meer (onbekende) anderen, om verdovende middelen te kopen en/of verkopen en/of in ontvangst te nemen en/of te vervoeren en
- encrochat-telefoons en een zelfbouwzuurkast voorhanden gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.