ECLI:NL:RBROT:2025:5384

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
71-163887-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring deelname aan criminele organisatie en witwassen met betrekking tot harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk van begunstiging en witwassen, alsook van gewoontewitwassen van grote geldbedragen en het verrichten van voorbereidingshandelingen met betrekking tot harddrugs. De verdachte, geboren in 1989, was bijgestaan door zijn advocaten, mrs. E.P.H. van Esser en I. Baardman. Tijdens de zitting op 15 april 2025 zijn procesafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte, waarbij de verdachte afstand deed van zijn verdedigingsrechten en instemde met de voorgestelde straf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie heeft ingestemd met deze afspraken. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de tenlastelegging zonder nadere motivering gedaan, omdat de verdediging geen verweer heeft gevoerd dat strekt tot vrijspraak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, medeplegen van gewoontewitwassen en voorbereidingshandelingen met betrekking tot harddrugs. De opgelegde straffen omvatten een taakstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en een voorwaardelijke geldboete van €5.000,- met een vervangende hechtenis van 60 dagen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte afstand deed van alle in beslag genomen voorwerpen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71-163887-21
Datum uitspraak: 29 april 2025
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadslieden mrs. E.P.H. van Esser en I. Baardman, advocaten te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Procesafspraken

Totstandkoming
Het Openbaar Ministerie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadslieden, hebben een overeenkomst gesloten waarbij procesafspraken zijn gemaakt over de afdoening van deze strafzaak. De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming daarvan.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank de gemaakte afspraken met de verdachte, zijn raadslieden en de officier van justitie mr. M.M. Egberts besproken. De procesafspraken houden in dat de verdachte geen onderzoekswensen indient, geen bewijsverweren voert en al ingediende onderzoekswensen intrekt, geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen, afstand doet van de in beslag genomen en niet geretourneerde goederen (zoals vermeld op de aan de overeenkomst aangehechte lijst) en dat hij zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken. Verder houden de procesafspraken in dat de officier van justitie ter terechtzitting zal rekwireren tot een bewezenverklaring en kwalificatie overeenkomstig de feiten zoals die in de overeenkomst zijn opgenomen en de volgende straffen zal vorderen: een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd dat verdachte in verzekering heeft doorgebracht, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 5.000,00, subsidiair 60 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar. Ook zien beide partijen af van het instellen van hoger beroep indien de strafoplegging door de rechtbank conform de procesafspraken plaatsvindt.
Op de zitting is aan de orde geweest of de verdachte vrijwillig heeft ingestemd met de procesafspraken en of hij zich bewust is van de inhoud en de (mogelijke) gevolgen van de procesafspraken. De verdachte heeft daarover toen verklaard dat hij betrokken is geweest bij de totstandkoming van deze procesafspraken en dat hij goed begrijpt wat de gemaakte afspraken inhouden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak hebben.
Oordeel rechtbank
Gelet op het voorgaande is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Ook overigens is sprake van een eerlijk proces en wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 van het EVRM hiervoor stelt.
De beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering in deze strafzaak is leidend. Die beantwoording volgt hierna.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vordering officier van justitie en standpunt verdediging
De officier van justitie heeft overeenkomstig de procesafspraken gevorderd dat het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard.
De verdediging heeft gerefereerd aan de inhoud van de procesafspraken en de rechtbank verzocht deze te volgen.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Nu de verdediging geen verweer heeft gevoerd dat strekt tot vrijspraak en de rechtbank het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen acht, zullen deze feiten zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij,
in de periode van 9 juli 2018 t/m 12 juni 2020, in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen
heeft deelgenomen aan een organisatie,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- misdrijven als bedoeld in artikel 189 Sr, namelijk het:
- nadat enig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging te beletten of te bemoeilijken, voorwerpen waarop of waarmede het misdrijf gepleegd is of andere sporen van het misdrijf (heeft/hebben) vernietigd, wegmaakt, verbergt of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekt (189 lid 1 sub 2)
en/of
- opzettelijk voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e aan te tonen, met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, te belemmeren of te verijdelen, verbergt, vernietigt, wegmaakt of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekt, dan wel door het opzettelijk verstrekken van gegevens of inlichtingen aan derden die inbeslagneming belet, belemmert of verijdelt (artikel 189 lid 1 sub 3),
en
-witwassen (strafbaar gesteld in artikel 420bis en/of 420ter en/of 420quater Wetboek van Strafrecht);
2.
hij,
in de periode van 31 maart 2020 tot en met 11 juni 2020, in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt
hierin bestaande dat hij, tezamen en in vereniging met anderen,
a)
-(op 11 mei 2020 tot en met 12 mei 2020) contante geldbedragen ad in totaal € 300.000 ,- en
-(op 21 mei 2020) contante geldbedragen ad in totaal € 300.000 ,-
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders (telkens) wisten dat bovenomschreven
geldbedragen- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
hij,
in de periode van 1 mei 2020 tot en met 12 juni 2020 in Nederland,
meermalen
om een feit,
bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, van in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of Methamfetamine en/of LSD, zijnde
MDMA en/of Methamfetamine en/of LSD (telkens) een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
• een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en
• zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, en
• voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van
dehierboven bedoelde feit
en,
immers heeft verdachte:
- ( encrochat
-)berichten ontvangen en verzonden bevattende informatie en/of foto’s van verdovende middelen en/of zelfbouwzuurkast en- geldbedragen en prijzen genoemd en afspraken gemaakt met en besprekingen en onderhandelingen gevoerd met een of meer (onbekende) anderen, om verdovende middelen te kopen en/of verkopen en/of in ontvangst te nemen en/of te vervoeren en
- encrochat-telefoons en een zelfbouwzuurkast voorhanden gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

2.medeplegen van gewoontewitwassen;

3.
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn, zich en/of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij is ook aandacht voor de tussen de verdediging en de officier van justitie gemaakte procesafspraken.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft gedurende bijna twee jaar deelgenomen aan een criminele organisatie die handelde in cryptotelefoons, grotendeels ten behoeve van criminelen die daarmee versleuteld konden communiceren over gepleegde en te plegen misdrijven. Kopers van die telefoons werd ook de mogelijkheid geboden het IMEI-nummer van de telefoon te veranderen en de inhoud van de telefoon op afstand zo nodig onmiddellijk laten wissen. De telefoons werden door de afnemers betaald met contant geld dat (on)middellijk afkomstig was uit misdrijf. Daarmee had de organisatie begunstiging en witwassen als oogmerk.
Door de IMEI-nummers te veranderen en de inhoud van deze telefoons op verzoek van afnemers te wissen, kan de opsporing van de gebruiker van een telefoon en door die gebruiker of anderen mogelijk gepleegde misdrijven worden belet of bemoeilijkt. Op deze wijze wordt het werk van politie en justitie gedwarsboomd. De verdachte heeft zich niets aangetrokken van de gevolgen die zijn handelen kan hebben voor de algemene veiligheid van personen of goederen, terwijl hij wist dat de criminele organisatie waar hij deel van uitmaakte erop ingericht was opsporing van strafbaar handelen te bemoeilijken.
Door op regelmatige basis omzet van de verkoop van cryptotelefoons in contanten af te geven ten behoeve van de organisatie heeft de verdachte zich ook samen met anderen schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van grote geldbedragen.
Het witwassen van crimineel geld faciliteert de onderliggende criminaliteit en tast het vertrouwen aan dat men moet kunnen hebben in het financieel-economische verkeer. Daarmee wordt tevens het legale handelsverkeer ondermijnd en gecorrumpeerd.
Daarnaast heeft de verdachte voorbereidingshandelingen verricht met betrekking tot MDMA, methamfetamine en LSD door hierover te communiceren via Encrochat. De verdachte heeft hiermee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 februari 2025 blijkt dat de verdachte voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten niet voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, mede gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn mentale klachten. Gelet op die omstandigheden acht de rechtbank de door de officier van justitie overeenkomstig de procesafspraken geëiste straffen passend en geboden.
Aan de verdachte wordt daarom opgelegd een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een voorwaardelijke geldboete van € 5.000,00, subsidiair 60 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar.
Het is de rechtbank niet gebleken dat de verdachte in de onderhavige strafzaak in verzekering is gesteld. Voor aftrek van tijd die de verdachte in verzekering zou hebben doorgebracht is daarom, anders dan geëist, geen plaats.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ter zitting heeft de verdachte bevestigd dat hij afstand doet van alle onder hem in beslag genomen voorwerpen, zoals vermeld op de overgelegde lijst.
Dit brengt met zich dat er geen beslag meer ligt waarover de rechtbank een beslissing moet nemen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 47, 57, 63, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden,
alsmede tot een
geldboete van € 5.000,00 (vijfduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
60 dagen hechtenis;
bepaalt dat deze gevangenisstraf en geldboete niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. I. Tillema en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.F. Meekhof en L. Lobs-Tanzarella, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
in of omstreeks de periode van 9 juli 2018 t/m 12 juni 2020, te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- misdrijven als bedoeld in artikel 189 Sr, namelijk het:
- nadat enig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging te beletten of te bemoeilijken, voorwerpen waarop of waarmede het misdrijf gepleegd is of andere sporen van het misdrijf (heeft/hebben) vernietigd, wegmaakt, verbergt of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekt (189 lid 1 sub 2)
en/of
- opzettelijk voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e aan te tonen, met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, te belemmeren of te verijdelen, verbergt, vernietigt, wegmaakt of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekt, dan wel door het opzettelijk verstrekken van gegevens of inlichtingen aan derden die inbeslagneming belet, belemmert of verijdelt (artikel 189 lid 1 sub 3),
en/of
-witwassen (strafbaar gesteld in artikel 420bis en/of 420ter en/of 420quater Wetboek van Strafrecht);
2.
hij,
in of omstreeks de periode van 31 maart 2020 tot en met 11 juni 2020, te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, althans zich, schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,
hierin bestaande dat hij, al dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
a)
van een of meer voorwerp (en), te weten :
-(op 31 maart tot en met 1 april 2020) contante geldbedragen ad in totaal € 355.460 en/of
-(op 11 mei 2020 tot en met 12 mei 2020) contante geldbedragen ad in totaal € 300.000 ,- en/of
-(op 21 mei 2020) contante geldbedragen ad in totaal € 300.000 ,- en/of
-(op 11 juni 2020) contante geldbedragen ad in totaal € 300.000 ,- en/of
tot een totaalbedrag van € 1.255.460,-, in elk geval (een) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen of heeft verhuld wie de rechthebbende op dit voorwerp/deze voorwerpen is,
en/of dit voorwerp / deze voorwerpen voorhanden heeft gehad,
en/of
b)
van een of meer voorwerpen, te weten:
- ( op 1 april 2020) 95% van het totale geldbedrag (€ 355.460,-), te weten € 337.687,- heeft omgezet in “digitaal tegoed’’ (omschreven als “krediet’’) in de portal van de reseller en/of het brand/merk (eigenaar) “privatechat’’ en/of het brand/merk "VIPChat” en/of
-(op 12 mei 2020) 95% van het totale geldbedrag (€ 300.000,-), te weten € 285.000,- heeft omgezet in “digitaal tegoed’’ (omschreven als “krediet’’) in de portal van de reseller en/of het brand/merk (eigenaar) “privatechat’’ en/of het brand/merk "VIPChat’’ en/of
-(op 21 mei 2020) 95% van het totale geldbedrag (€ 300.000,-), te weten € 285.000,- heeft omgezet in “digitaal tegoed’’ (omschreven als “krediet’’) in de portal van de reseller en/of het brand/merk (eigenaar) “privatechat’’ en/of het brand/merk "VIPChat’’ en/of
-(op 11 juni 2020) 95% van het totale geldbedrag (€ 300.000,-), te weten € 285.000,- omgezet in “digitaal tegoed’’ (omschreven als “krediet’’) in de portal van de reseller en/of het brand/merk (eigenaar) “privatechat’’ en/of het brand/merk "VIPChat’’ (p.3925 en p. 3792)
tot een totaalbedrag van € 1.192.687,-, althans (telkens) één of meer geldbedrag(en),
heeft overgedragen en/of voorhanden gehad en/of heeft omgezet,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.
hij,
in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot en met 12 juni 2020 te Amsterdam, en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
om een feit,
bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, van in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of Methamfetamine en/of LSD, zijnde
MDMA en/of Methamfetamine en/of LSD (telkens) een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, en/of één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen,
• een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
• zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
• voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft verdachte:
- ( encrochat) berichten en informatie ontvangen en verzonden bevattende informatie en/of foto’s van verdovende middelen en/of zelfbouwzuurkast en/of
- geldbedragen en/of prijzen genoemd en/of afspraken gemaakt met en/of besprekingen en/of onderhandelingen gevoerd met en/of inlichtingen en/of aanwijzingen en/of opdrachten (door)gegeven aan zijn mededader(s)) en/of een of meer (onbekende) anderen, om verdovende middelen te kopen en/of verkopen en/of in ontvangst te nemen en/of te vervoeren en/of
- voorwerpen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) onder meer
- één of meerdere encrochat-telefoons, althans encryptie-telefoons en/of een zelfbouwzuurkast, voorhanden gehad.