ECLI:NL:RBROT:2025:5397

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
71.128638.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewoontewitwassen en valsheid in geschrifte met gevangenisstraf van 24 maanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van gewoontewitwassen en valsheid in geschrifte. De verdachte, geboren in 1979 en preventief gedetineerd, werd bijgestaan door de advocaten mr. N.M. Fakiri en mr. T.Y. Tsang. De officier van justitie, mr. C. Goedegebuure, eiste een gevangenisstraf van 42 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 24 maanden op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een maand had beziggehouden met het witwassen van een bedrag van € 846.060,- door grote contante geldbedragen in plastic tassen te overdragen. De verdachte had een belangrijke rol gespeeld in het regelen van deze geldoverdrachten, wat de rechtbank als een ernstige schending van de wet beschouwde. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan valsheid in geschrifte door een valse arbeidsovereenkomst te overleggen aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om in Nederland te kunnen verblijven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank verklaarde de dagvaarding geldig en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 71.128638.23
Datum uitspraak: 28 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1979,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
preventief gedetineerd in de PI [naam PI] ,
raadslieden mr. N.M. Fakiri, advocaat te Rotterdam en mr. T.Y. Tsang, advocaat te
Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. Goedegebuure heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde, te weten het medeplegen van gewoontewitwassen en het medeplegen van valsheid in geschrifte;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde. De termen “verhullen”, “verbergen”, “omzetten” en “gebruiken” moeten nader omschreven worden. Ook kan niet worden vastgesteld op welke geldbedragen in de tenlastelegging wordt gedoeld. Hierdoor is het onduidelijk waartegen de verdachte zich moet verdedigen.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad in meerdere uitspraken heeft bepaald dat de termen “verhullen”, “verbergen” en “omzetten” van voldoende feitelijke betekenis zijn. Dit betekent dat deze termen niet nader hoeven te worden uitgewerkt in de tenlastelegging. Naar het oordeel van de rechtbank geldt het voorgaande ook voor de termen “gebruik maken van” en “omzetten”. De tekst van de tenlastelegging in combinatie met de inhoud van het onderliggende dossier is voldoende duidelijk, zodat de verdachte weet tegen welke verdenking hij zich moest verdedigen. Dit blijkt overigens ook uit het ter zitting gevoerde verweer. Nu de dagvaarding voldoet aan de eisen van artikel 261 Wetboek van Strafvordering, wordt het verweer verworpen.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering feit 1 en 2
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde.
Daartoe is aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en dat dit vormverzuim tot bewijsuitsluiting tot gevolg moet hebben. De informatie afkomstig van de telefoon van de verdachte en van de medeverdachte is onrechtmatig verkregen, omdat de daarvoor benodigde machtiging door de rechter-commissaris ontbreekt. Daarnaast wordt betwist dat verdachte de gebruiker is van de account achter de chats en de stemherkenning die heeft plaatsgevonden is onvoldoende betrouwbaar. Op de overige verweren van de verdediging zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
5.1.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende. In het opsporingsonderzoek 26Nartwich is medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) als verdachte naar voren gekomen en inmiddels veroordeeld voor witwassen. Uit de door [medeverdachte] gevoerde telefoongesprekken is gebleken dat hij nauw contact onderhield met een persoon die gebruik maakte van de telefoonnummers [gsm-nummer 1] en [gsm-nummer 2] . Over dit laatste nummer verklaart de verdachte zelf dat hij de gebruiker is van dit telefoonnummer. Beide telefoonnummers staan op naam van de verdachte en zijn door de verdachte telefoonabonnementen betaald.
Uit observaties is gebleken dat [medeverdachte] zich bezighield met het overdragen van grote contante geldbedragen op 15 februari en op 8, 13, 14 en 15 maart 2023. Uit de verklaringen van [medeverdachte] en de gevoerde telefoongesprekke tussen [medeverdachte] en de verdachte blijkt dat de verdachte zich samen met [medeverdachte] bezig hield met de geldoverdrachten op voornoemde data. Zo gaf de verdachte opdracht om afspraken te maken, locaties te bezoeken, “stuks te regelen” en “stuks” te tellen. Overigens is uit onderzoek gebleken dat met “één stuk” een bedrag ad. € 10.000,00 werd bedoeld.
Bij een geldoverdracht op 16 februari 2023 is de verdachte herkend als de persoon die een tas overdroeg aan de inzittende van een Belgische auto. Toen deze auto staande werd gehouden en de tas werd doorzocht zat daar een contant geldbedrag van € 96.060,- in. De herkomst van dit geldbedrag is niet bekend geworden en deze bedragen staan niet in verhouding met de legale inkomsten van de verdachte.
De rol van de verdachte
Hoewel de verdachte, met uitzondering van 16 februari 2023, niet fysiek aanwezig is geweest bij de geldoverdrachten, blijkt uit de telefoongesprekken met [medeverdachte] , die wel steeds fysiek aanwezig was bij de overdrachten, dat de verdachte nauw samenwerkte met [medeverdachte] . De verdachte spreekt onder andere over de hoogte van de geldbedragen die moeten worden opgehaald en vertelt aan [medeverdachte] waar en met wie deze geldoverdrachten moeten plaatsvinden. Hieruit blijkt dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en de verdachte ten aanzien van de geldoverdrachten op 15 februari en op 8, 13, 14 en 15 maart 2023. Gelet op het voorgaande, wordt het verweer van de verdediging dat de verdachte geen feitelijke beschikkingsmacht had, verworpen.
Voorts is niet gebleken uit het dossier of anderszins door de verdediging onderbouwd dat iemand anders gebruik maakte van de telefoonnummers [gsm-nummer 1] en [gsm-nummer 2] en dus met [medeverdachte] heeft gesproken, zodat naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat de verdachte degene is geweest die de betreffende gesprekken met [medeverdachte] heeft gevoerd.
Toetsingskader
De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens gesteld ziet, is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen door op grote schaal te handelen in grote geldbedragen. De rechtbank beoordeelt deze vraag aan de hand van het hieronder beschreven 6-stappenplan zoals in vaste jurisprudentie (ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481) is ontwikkeld.
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te kunnen komen is vereist dat vast komt te staan dat het geldbedrag uit
enigmisdrijf afkomstig is. Niet is vereist dat vast moeten komen te staan op welk specifiek misdrijf het duidt. Bewezen kan worden verklaard dat een geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, zonder dat hier een rechtstreeks verband gelegd kan worden tussen het geldbedrag en een delict. Er zal vastgesteld dienen te worden of de door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dit het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. De verklaring van de verdachte dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Als de verdachte een verklaring geeft over de herkomst van het geldbedrag, dan ligt het vervolgens op de weg van officier van justitie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geldbedrag. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Witwasvermoeden
Met de overdrachten op 15 en 16 februari en op 8, 13, 14 en 15 maart 2023 is een bedrag van in totaal € 846.060 gemoeid geweest, gebaseerd op de processen-verbaal van politie en de verklaring van de medeverdachte. Het overdragen van deze grote hoeveelheden contant geld is zeer ongebruikelijk, zeker wanneer dit zonder noodzaak op grond van bedrijf of beroep gebeurt zoals het geval is onderhavige zaak. Bovendien brengt het overdragen van dergelijke contante geldbedragen in plastic tassen grote veiligheidsrisico’s met zich mee. Ook het op de openbare weg overdragen van dit soort geldbedragen is ongebruikelijk en een aanwijzing dat het gaat om gelden met een criminele herkomst. De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien een vermoeden van witwassen rechtvaardigt.
Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare, verklaring geeft voor de herkomst van het geld. De verdachte heeft geen inhoudelijke verklaring willen geven. Ter zitting heeft de verdediging nog gesteld dat de verdachte van Chinese afkomst is en dat Chinezen een vorm van Hawala-bankieren genaamd fei ch’ien kennen. Deze algemene stelling is in ieder geval onvoldoende concreet en niet verifieerbaar nu niets is gesteld over specifieke gedragingen van de verdachte.
Nu er geen concrete min of meer verifieerbare verklaring is gegeven over de herkomst van het geld, is het witwasvermoeden niet ontzenuwd. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie, dat het niet anders kan zijn dan dat de overgedragen geldbedragen op 15 en 16 februari en op 8, 13, 14 en 15 maart 2023 middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte hierbij opzettelijk heeft gehandeld.
Gezien de betrokkenheid van de verdachte bij dergelijke grote contante geldbedragen die in plastic tassen worden overdragen en wetende dat deze transacties volledig aan het zicht van de autoriteiten waren onttrokken, waarbij de verdachte kennelijk nooit zichzelf de vraag heeft gesteld waar het geld vandaan komt, leidt tot het oordeel dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de gelden, afkomstig waren van criminele activiteiten.
Gewoontewitwassen
Nu de verdachte gedurende een periode van een maand grote contante geldbedragen, steeds op min of meer dezelfde wijze, in samenwerking met dezelfde persoon, mede heeft overgedragen dan wel voorhanden heeft gehad, is sprake van gewoontewitwassen.
Vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering
Er is onderzoek gedaan naar telefoons die in beslag zijn genomen onder de verdachte en daarop is – volgens het Openbaar Ministerie – voor de verdachte belastende informatie aangetroffen uit chatgesprekken. Echter, nu de rechtbank de informatie afkomstig van de onder de verdachte inbeslaggenomen telefoons alsmede de stemherkenning niet bezigt voor de bewezenverklaring, kunnen de verweren die hierop betrekking hebben onbesproken blijven.
Excelbestand
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat (gebaseerd op proces-verbaal [nummer proces-verbaal] ) de omvang van de geldhandel van de verdachte en [medeverdachte] in de periode van 1 oktober 2022 tot en met 4 februari 2023 moet worden berekend op een bedrag van
€ 2.878.725,14. De stukken ter onderbouwing van dit bedrag ontbreken echter, zodat het witwassen van dit bedrag niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Dit betekent dat de verdachte partieel wordt vrijgesproken van het gewoontewitwassen van een bedrag van € 2.032.665,14 (€ 2.878.725,14 minus 846.060).
Fictief dienstverband
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met de verdachte voor de functie van kok in de keuken van zijn restaurant [naam restautrant] . Eerder heeft de verdachte tegen [slachtoffer] gezegd dat hij zonder dienstbetrekking niet meer in Nederland kon verblijven. De verdachte heeft aan [slachtoffer] voorgesteld om op de loonlijst te blijven staan en zijn eigen salaris te betalen. [slachtoffer] zorgde voor de fiscale overdracht waarna het nettoloon aan de verdachte werd uitgekeerd.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er op 1 april 2023 een arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde tijd voor een dienstverband van 38 uur per week. Deze overeenkomst is bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ingediend in het kader van de aanvraag EU langdurig ingezetene van de verdachte. Tot die tijd had de verdachte steeds een overeenkomst van bepaalde tijd ingediend. Verder blijkt uit de telefoongegevens van de verdachte en de bakengegevens van de auto’s die op naam van de verdachte staan dat hij in een periode van ongeveer zes maanden slechts twee maal aanwezig is geweest op zijn werklocatie, terwijl hij een full-time baan zou moeten hebben in de keuken van het restaurant.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Het verweer dat de verklaring van [slachtoffer] terzijde moet worden geschoven omdat deze onvoldoende betrouwbaar is wordt verworpen.
Gelet op het voorgaande, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een fictief dienstverband tussen de verdachte en [naam restautrant] en daarmee van valsheid in geschrifte.
5.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair
hij,
in de periode van
15 februari 2023tot en met 15 maart 2023 in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte (telkens) meerdere (grote) (contante)
geldbedragen, in totaal een gel
dbedrag van
€ 846.060,-
verworven, voorhanden gehad, overgedragen , terwijl hij wist dat deze contante geldbedragen - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
hij,
in de periode van 1 april 2023 tot en met 31
oktober 2023, in
Nederland, tezamen en in vereniging met een natuurlijke persoon en/of
rechtspersoon,
een arbeidsovereenkomst tussen [verdachte] en [naam restautrant] .
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst
geschrift om
tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat (doen) gebruikmaken hierin dat voornoemd geschrift is
overgelegd/verstrekt aan de
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
indie arbeidsovereenkomst
isvermeld dat er (onder andere) een overeenkomst voor
onbepaalde
tijd is aangegaan terwijl in werkelijkheid geen dienstverband is aangegaan tussen
[verdachte]
en [naam restautrant] .
terwijl hij, verdachte en verdachtes mededader wisten dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.medeplegen van gewoontewitwassen;

2
medeplegen opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een maand bezig gehouden met het witwassen van een bedrag van € 846.060,-. Dit vond plaats doordat grote contante geldbedragen in plastic tassen werden opgehaald en afgeleverd door verschillende personen. De verdachte heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd door zich bezig te houden met het regelen van de afspraken omtrent deze geldoverdrachten. Daarnaast is gebleken dat de verdachte veel verschillende contacten had om deze overdrachten plaats te laten vinden. Met dit handelen heeft de verdachte voorzien in de behoefte van criminelen om criminele transacties uit te voeren en deze te laten plaats te vinden buiten het zicht van de overheid. Onderliggende criminaliteit wordt op deze manier gefaciliteerd.
Daarnaast heeft de verdachte een valse arbeidsovereenkomst laten opstellen en deze bij de IND aangeleverd om zo in Nederland te kunnen verblijven. Door valsheid in geschrifte te plegen heeft de verdachte misbruik gemaakt van publieke voorzieningen en daarmee dus de overheid misleid.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
Uit het strafblad van de verdachte van 13 januari 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen voor de duur gelijk aan het voorarrest. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding vanwege de ernst van de feiten en de rol die de verdachte daarbij heeft gehad.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen heeft de officier van justitie het volgende standpunt ingenomen:
Telefoon Xiaomi ( [proces-verbaalnummer 1] )
Telefoon Redmi ( [proces-verbaalnummer 2] )
Telefoon Samsung ( [proces-verbaalnummer 3] )
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de inbeslaggenomen telefoons te retourneren aan de verdachte.
9.3.
Beoordeling
Het onder 3 genoemde voorwerp zal als bijkomende straf verbeurd worden verklaard, omdat het bewezenverklaarde onder feit 1 met behulp van dit voorwerp is begaan. De rechtbank zal teruggave van de onder 1 en 2 genoemde voorwerpen aan de verdachte, zijnde beslagene, gelasten. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen grond voor de gevorderde verbeurdverklaring.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 255 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1:
3. Telefoon Samsung ( [proces-verbaalnummer 3] );
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1.Telefoon Xiaomi ( [proces-verbaalnummer 1] );
2.Telefoon redmi ( [proces-verbaalnummer 2] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Tchang, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2022 tot en met 15 maart 2023
te Tilburg en/of Weesp (gemeente Amsterdam), althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte (telkens) één of meerdere (grote) (contant(e))
geldbedrag(en), in totaal een gelbedrag van €2.878.725,14,
althans een of meer grote contant(e) geldbedrag(en),
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of gebruik
van gemaakt, terwijl hij wist dat dit/deze contant(e) geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk -
(mede) afkomstig was / waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 februari 2023 tot en met 15 maart
2023 te Tilburg en/of Weesp (gemeente Amsterdam), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) één of meerdere (grote) (contant(e)) geldbedrag(en),
in totaal een geldbedrag van €2.878.725,14
althans een of meer grote contant(e) geldbedrag(en),
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of gebruik van
gemaakt, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/deze contant(e) geldbedrag(en)-
onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was / waren uit enig misdrijf;
2.
hij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2023 tot en met 31
oktober 2023, te ‘s-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Amsterdam, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en),
althans alleen,
een arbeidsovereenkomst tussen [verdachte] en [naam restautrant] .
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt/doen maken van een vals en/of vervalst
geschrift om
tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat (doen) gebruikmaken hierin dat voornoemd geschrift is
overgelegd/verstrekt aan de
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en/of een of meer ander(e) perso(o)n(en),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
in/op die arbeidsovereenkomst vermeld dat er (onder andere) een overeenkomst voor
onbepaalde
tijd is aangegaan terwijl in werkelijkheid geen dienstverband is aangegaan tussen
[verdachte]
en [naam restautrant] .
terwijl hij, verdachte en verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en)
vermoeden
dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik.