ECLI:NL:RBROT:2025:5424

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
C/10/671925 / HA ZA 24-50
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dekkingsgeschil inzake schending mededelingsplicht bij transport-/goederenverzekering

In deze zaak gaat het om een geschil tussen NAILA B.V. en ALLIANZ BENELUX N.V. over de vraag of Allianz een schade-uitkering moet doen onder een transport-/goederenverzekering na diefstal van smartphones en tablets uit een opslagloods in Zweden. De rechtbank oordeelt dat Allianz niet verplicht is tot uitkering, omdat de verzekerde, via haar assurantietussenpersoon, de mededelingsplicht heeft geschonden. Bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst heeft de assurantietussenpersoon onjuiste informatie verstrekt over de opslaglocaties van de goederen, wat Allianz ertoe zou hebben gebracht de verzekering niet te sluiten als zij op de hoogte was geweest van de ware stand van zaken. De rechtbank concludeert dat Allianz tijdig heeft gereageerd op de schending van de mededelingsplicht en dat de vordering van Naila moet worden afgewezen. Naila wordt veroordeeld in de proceskosten van Allianz.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/671925 / HA ZA 24-50
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
NAILA B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. G.A.M.F. Spera,
tegen
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. O.B. Zwijnenberg.
Partijen zullen hierna Naila en Allianz genoemd worden.
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het in de kern over de vraag of verzekeraar Allianz onder de afgesloten transport- /goederenverzekering een schade-uitkering is verschuldigd aan de verzekerde vanwege de diefstal van smartphones en tablets uit een opslagloods in Zweden. De rechtbank oordeelt dat Allianz die schade-uitkering niet is verschuldigd, omdat de (assurantietussenpersoon van de) verzekerde bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst de mededelingsplicht heeft geschonden en Allianz voldoende heeft onderbouwd dat zij, als redelijk handelend verzekeraar, bij kennis van de ware stand van zaken de verzekeringsovereenkomst niet zou hebben gesloten.
Er zijn nog andere punten waarover partijen het niet eens zijn (zoals bijvoorbeeld de vraag of de verzekerde wel de eigenaar was van de gestolen goederen en de vraag of Naila de vordering van de verzekerde rechtsgeldig heeft overgenomen), maar omdat de vordering toch al wordt afgewezen hoeft de rechtbank daarover geen oordeel te geven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van deze rechtbank van 3 juli 2024 en de daarin genoemde stukken,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • de per e-mail van 3 februari 2025 aan partijen verstrekte zittingsagenda,
  • het B8-formulier van mr. Spera namens Naila, met producties,
  • de mondelinge behandeling van 14 maart 2025,
  • de spreekaantekeningen van mr. S. Senden (waarnemer van mr. Spera).
2. De feiten
2.1.
Jabino Trading B.V. (hierna: Jabino) was een vennootschap die zich richtte op de groothandel van elektronische apparaten zoals mobiele telefoons, televisies en laptops.
2.2.
Assurantiekantoor [naam kantoor] (hierna aangeduid met haar handelsnaam [handelsnaam] ) heeft per e-mailbericht van 23 februari 2017 Allianz benaderd voor het afsluiten van een transport-/goederenverzekering voor Jabino. In het e-mailbericht van [handelsnaam] staat het volgende:
“Ha [persoon A] ,
Daar komt ie dan. De eerste.
Dit is een handelsbedrijf in consumenten electronica. Dit kunnen ook mobiele telefoons zijn. Nu is dat wat minder. Op dit moment zijn het veel spelcomputers en onderdelen computers.
Hoe werkt dit bedrijf:
Zending wordt gekocht. Wordt verzonden van een locatie binnen Europa naar een locatie binnen Europa. Als het aankomt moet er nog 30 dagen dekking zijn. De goederen worden namelijk pas vrijgegeven als de klant betaald heeft. Ook kan het zijn dat de goederen door de leverancier naar de NL warehouse gezonden wordt. Dan ligt het in Vlaardingen of op Schiphol (in zo'n bunker). De goederen zijn dan nog niet verkocht. Deze goederen dienen 14 dagen verzekerd te zijn. Veelal zijn de goederen al na 2 of 3 dagen verkocht en gaan ze op transport. Dit risico moet ook meeverzekerd worden.
Max per gelegenheid: gemiddeld zijn de zendingen € 300.000. De maximale uitschieter komt niet boven de € 1 mln.
Logistiek; wordt geregeld door DL Freight in Vlaardingen. Er wordt gebruik gemaakt van dedicated vervoerders. Geen groupage vervoer (uiteraard niet!).
Omzet: zet voorlopig maar op € 8.000.000 per jaar
Schade: geen (polis loopt thans 2,5 jaar)
Als er vragen zijn, dan hoor ik graag van je.
Ben benieuwd.
Met vriendelijke groet,
(…)”
2.3.
Vervolgens heeft Allianz een offerte voor de verzekering en een aanvraagformulier naar [handelsnaam] gestuurd, die [handelsnaam] heeft doorgestuurd naar Jabino. [handelsnaam] heeft het ingevulde aanvraagformulier (deels door Jabino en deels door [handelsnaam] ingevuld) vervolgens naar Allianz gestuurd, waarna de transport-/goederenverzekering (hierna: de verzekering) met ingang van 6 november 2017 tot stand is gekomen. De verzekerde som bedraagt € 1.000.000 met een eigen risico van € 2.500 per gebeurtenis.
2.4.
Op 31 augustus 2019 heeft er een inbraak plaatsgevonden in een loods in Österhaninge, Zweden. Bij die inbraak zijn grote hoeveelheden iPhones en iPads gestolen.
2.5.
Jabino heeft via [handelsnaam] bij Allianz een claim ingediend voor de door haar gestelde schade als gevolg van de inbraak. Allianz heeft vervolgens een schade-expert ingeschakeld om onderzoek te doen naar de inbraak en de omvang van de schade.
2.6.
Bij brief van 15 november 2019 heeft Allianz de dekking onder de verzekering afgewezen omdat – kort gezegd – uit het onderzoek verhoogde risico’s zijn gebleken die Allianz niet zou hebben verzekerd indien zij daarmee bekend was geweest ten tijde van het afsluiten van de verzekering. De brief is bij deurwaardersexploot van 18 november 2019 aan Jabino betekend.
2.7.
Naila heeft jegens Allianz aanspraak gemaakt op uitkering onder de verzekering, waarbij zij zich heeft gepresenteerd als verkrijger (vanwege opeenvolgende cessies) van de vordering van Jabino op Allianz.

3.Het geschil

3.1.
Naila vordert om Allianz bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van € 1.006.775,00, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en met veroordeling van Allianz in de proceskosten (inclusief nakosten) vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
Allianz voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Naila in de proceskosten (inclusief nakosten) vermeerderd met wettelijke rente.

4.De beoordeling

Is de mededelingsplicht geschonden?

4.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [handelsnaam] als assurantietussenpersoon namens Jabino heeft gehandeld en dat bij [handelsnaam] bestaande kennis en door [handelsnaam] gedane mededelingen aan Jabino worden toegerekend.
4.2.
De verzekeringnemer is verplicht vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mee te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen. [1] Van belang is daarbij ook wat de verzekeringnemer bekend is of zou kunnen zijn over het acceptatiebeleid van de betreffende verzekeraar.
4.3.
Allianz stelt dat zij geen schade-uitkering is verschuldigd omdat Jabino voorafgaand aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst de mededelingsplicht heeft geschonden. Zij legt daaraan het volgende ten grondslag. Voorafgaand aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst heeft [handelsnaam] in de e-mail van 23 februari 2017 (zie 2.2) Allianz geïnformeerd over de bedrijfsvoering van Jabino. Allianz ging er op basis van die e-mail van uit dat alleen als de zaken al verkocht waren, zij (mogelijk) in een buitenlandse opslagloods zouden worden opgeslagen. Gebleken is evenwel dat de telefoons en tablets die in de loods in Zweden lagen opgeslagen, nog niet verkocht waren. Zou Allianz ermee bekend zijn geweest dat ook niet-verkochte zaken in buitenlandse loodsen zouden worden opgeslagen, dan zou zij de verzekeringsovereenkomst niet hebben gesloten. Het gaat immers om extreem diefstalgevoelige zaken en Allianz wilde dat risico zeker niet verzekeren in het geval onverkochte telefoons of tablets elders in Europa zouden worden opgeslagen in afwachting van een eventuele koper.
4.4.
Naila betwist dat er een onjuiste mededeling is gedaan over de locatie van de opslag. In de e-mail van 23 februari 2017 wordt immers aangegeven dat zendingen worden verzonden
“van een locatie binnen Europa naar een locatie binnen Europa. (…)Ookkan het zijn dat de goederen door de leverancier naar NL warehouse gezonden wordt[onderstreping toegevoegd]
.Hieruit blijkt niet dat alleen sprake zou zijn van opslag in Nederland, maar juist dat opslag in heel Europa zou kunnen plaatsvinden. Indien dit onduidelijk was en van dusdanig belang zoals Allianz stelt, dan had zij hier meer aandacht aan moeten besteden, maar dat heeft zij niet gedaan. In de daarop volgende e-mail wordt uitdrukkelijk aangegeven
“dekkingsgebied: Europa”zonder nadere opmerkingen. De mededelingsplicht is dus niet geschonden, aldus Naila.
4.5.
De rechtbank verwerpt de door Naila voorgestane lezing van de e-mail. Naila wijst op de zinsnede waarin staat dat goederen “ook” naar een warehouse in Nederland kunnen worden gezonden. De daarop volgende twee zinnen (
Danligt het in Vlaardingen of op Schiphol (in zo'n bunker). De goederen zijndannog niet verkocht.”[onderstreping toegevoegd]) maken echter onmiskenbaar duidelijk dat het in
diegevallen – dus de gevallen waarin de goederen naar een Nederlandse opslaglocatie worden vervoerd – gaat om goederen die nog niet verkocht zijn en dat die nog niet verkochte goederen opgeslagen zullen worden in twee met name genoemde opslagloodsen in Nederland. In de e-mail staat nergens vermeld dat die niet-verkochte goederen ook op willekeurige locaties elders in Europa kunnen worden opgeslagen. Naar het oordeel van de rechtbank mocht Allianz uit deze e-mail dan ook in redelijkheid afleiden dat nog niet-verkochte goederen uitsluitend in Vlaardingen en Schiphol zouden worden opgeslagen.
4.6.
[handelsnaam] heeft Allianz dus onjuist geïnformeerd. Zij heeft gesuggereerd dat niet-verkochte smartphones en tablets uitsluitend in Nederland zouden worden opgeslagen en zij heeft niet meegedeeld dat de niet-verkochte goederen ook konden worden opgeslagen in willekeurige opslaglocaties elders in Europa. Allianz heeft hierover gesteld dat dit voor haar belangrijke informatie is voor het wel of niet verzekeren van een risico. Het transport en de opslag van smartphones en tablets zijn namelijk in zijn algemeenheid al moeilijk verzekerbare risico’s omdat het gaat om zeer diefstalgevoelige zaken. Daarom is volgens Allianz het acceptatiebeleid van verzekeraars voor dit soort risico’s streng en daarom ook is het voor een verzekeraar van belang te weten waar dergelijke goederen worden opgeslagen zo lang de verzekerde als eigenaar het risico loopt. Naila heeft dit niet weersproken, zodat dit vast staat.
4.7.
Naila heeft betoogd dat als het voor Allianz belangrijk was of de goederen gedurende de opslag in een locatie elders in Europa wel of niet verkocht zijn, dan had zij hierover een vraag moeten stellen in de vragenlijst (het aanvraagformulier) voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst. Dat is niet gebeurd, waardoor Allianz zich er volgens Naila niet op kan beroepen dat Jabino belangrijke informatie heeft achtergehouden of foutieve mededelingen heeft gedaan.
4.8.
De rechtbank verwerpt dit betoog. In beginsel wordt de spontane mededelingsplicht van de verzekeringnemer begrensd door de door de verzekeraar gehanteerde vragenlijst. In dit geval echter heeft Jabino (via [handelsnaam] ), los van enige vragenlijst, informatie aan Allianz verstrekt waaruit laatstgenoemde redelijkerwijs heeft mogen afleiden dat nog niet verkochte goederen uitsluitend in (twee met name genoemde locaties in) Nederland zouden worden opgeslagen. Een verzekeraar mag in beginsel afgaan op en uitgaan van de informatie die zijn beoogde verzekerde verstrekt. Dat geldt hier ook. Allianz behoefde in het licht van de door Jabino (via [handelsnaam] ) al verstrekte informatie dus niet alsnog te vragen of nog niet verkochte goederen inderdaad niet in (niet nader omschreven) loodsen elders in Europa zouden worden opgeslagen. Dit geldt hier te meer, omdat [handelsnaam] een assurantietussenpersoon is die over specialistische kennis beschikt over het acceptatiebeleid van verzekeraars ten aanzien van verzekeringen als de onderhavige. [handelsnaam] wist dus of behoorde te weten dat de niet-meegedeelde informatie (namelijk het feit dat niet-verkochte goederen ook in willekeurige locaties elders in Europa opgeslagen konden worden) van belang is voor de beslissing van verzekeraar Allianz om wel of geen verzekeringsovereenkomst met de aspirant-verzekeringnemer (Jabino) te sluiten.
4.9.
Dat [handelsnaam] van de hoed en rand wist, wordt bevestigd door de inhoud van haar mail van 23 februari 2017. Uit de toevoeging
“in zo’n bunker”bij de omschrijving van de opslaglocaties in Nederland mag immers redelijkerwijs worden afgeleid dat [handelsnaam] zich terdege bewust was van de relevantie van de beveiliging van opgeslagen goederen die nog niet verkocht zijn. Ook de toevoeging
“uiteraard niet!”bij de mededeling dat geen gebruik zal worden gemaakt van groupage vervoer toont aan dat [handelsnaam] goed was ingevoerd. Als gezegd moet deze kennis aan Jabino worden toegerekend. Dat in de vragenlijst geen vraag is gesteld over de opslag van niet-verkochte goederen, doet er daarom niet aan af dat Jabino (via [handelsnaam] ) aan Allianz ten onrechte geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven.
4.10.
Conclusie is dat Jabino, via haar assurantietussenpersoon [handelsnaam] , de mededelingsplicht heeft geschonden.
Tijdig beroep op schending mededelingsplicht?
4.11.
Tussen partij is ook in geschil de vraag of Allianz tijdig aan Jabino heeft meegedeeld dat zij dekking weigert wegens schending van de mededelingsplicht.
4.12.
De verzekeraar die ontdekt dat aan de in artikel 7:928 BW omschreven mededelingsplicht niet is voldaan, kan de gevolgen daarvan slechts inroepen indien hij de verzekeringnemer binnen twee maanden na de ontdekking op de niet-nakoming wijst onder vermelding van de mogelijke gevolgen. [2] Stelplicht en – bij betwisting – bewijslast rusten op de verzekeraar.
4.13.
Allianz stelt in haar conclusie van antwoord dat zij tijdig een beroep heeft gedaan op schending van de mededelingsplicht. Op 19 september 2019 heeft zij van schade-expert Dekra het eerste verslag van expertise ontvangen en dat was het moment dat Allianz ermee bekend raakte dat Jabino bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst haar mededelingsplicht had geschonden. Bij brief van 15 november 2019 (zie 2.6), die op 18 november 2019 ook bij deurwaardersexploot aan Jabino is betekend, heeft Allianz een beroep gedaan op schending van de mededelingsplicht bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst en dat is dus tijdig, aldus Allianz.
4.14.
Hiertegenover heeft Naila onvoldoende onderbouwd (in het kader van de betwisting van de stelling van Allianz) dat Allianz geen tijdig beroep op de gevolgen van de schending van de mededelingsplicht heeft gedaan. Naila heeft er in haar dagvaarding op gewezen dat Jabino al op 10 september 2019 heeft meegedeeld dat de gestolen goederen nog niet verkocht waren. Jabino heeft die mededeling echter niet aan Allianz gedaan maar aan schade-expert Dekra. Dat is niet voldoende. Het gaat bij de ontdekking als bedoeld in artikel 7:929 BW immers niet slechts om een vermoeden van de verzekeraar, maar om een voldoende mate van zekerheid dat de mededelingsplicht is geschonden. Daarmee verdraagt zich niet dat de termijn al gaat lopen voordat de verzekeraar zelf over een en ander is geïnformeerd. Op 10 september 2019 was aan de zijde van Allianz als verzekeraar dus nog geen sprake van een ontdekking van de niet-nakoming van de mededelingsplicht als bedoeld in artikel 7:929 lid 1 BW. Gelet hierop, en gelet op het feit dat Naila tijdens de mondelinge behandeling haar betwisting niet nader heeft onderbouwd, moet uitgegaan worden van het door Allianz gestelde moment van ontdekking (19 september 2019). Vast staat dat zij bij exploot van 18 november 2019 – dat wil zeggen binnen twee maanden daarna en dus tijdig – een beroep heeft gedaan op de schending van de mededelingsplicht in de zin van artikel 7:929 lid 1 BW.
Gevolgen schending mededelingsplicht
4.15.
Vervolgens moet worden beoordeeld wat het rechtsgevolg moet zijn van de geschonden mededelingsverplichting. Volgens Allianz is zij door deze schending geen uitkering verschuldigd (met een beroep op artikel 7:930 lid 4 BW, naar de rechtbank begrijpt). Naila betwist dit. Zij voert aan dat de schade-uitkering niet in zijn geheel kan worden geweigerd, maar naar evenredigheid moet worden verminderd met hetgeen de premie meer of de verzekerde som minder zou hebben bedragen (artikel 7:930 lid 3 BW).
4.16.
Voor een geslaagd beroep op artikel 7:930 lid 4 BW moet de verzekeraar in beginsel aantonen dat zij als redelijk handelend verzekeraar bij bekendheid met de ware stand van zaken de verzekering niet zou hebben gesloten. Bij de beantwoording van die vraag kan gewicht toekomen aan het acceptatiebeleid van andere verzekeraars. [3]
4.17.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in deze procedure worden vastgesteld dat Allianz in deze situatie geen verzekering zou zijn aangegaan en dat zij daarbij heeft gehandeld als redelijk handelend verzekeraar. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.18.
Met betrekking tot Allianz’ eigen beleid heeft zij uitgebreid gesteld waarom zij in deze specifieke situatie geen verzekering met Jabino zou hebben gesloten. Zo stelt Allianz dat zij bij diefstalgevoelige zaken zoals smartphones en tablets terughoudend is met verzekeren. Als de mogelijkheid bestaat dat onverkochte telefoons of tablets door Europa worden vervoerd in afwachting van een eventuele koper, dan is Allianz in ieder geval niet bereid dit risico te verzekeren. Allianz heeft er dan immers geen invloed op waar de zaken dan worden opgeslagen en welke veiligheidsmaatregelen door de opslagnemer worden genomen. Om die reden is het voor Allianz een onacceptabel risico als voor haar diefstalgevoelige zaken in willekeurige opslagloodsen op willekeurige plekken in Europa worden opgeslagen. Zou Allianz er dus mee bekend zijn geweest dat onverkochte zaken op willekeurige locaties in Europa zouden worden opgeslagen – en dus niet in de opslagloodsen in Nederland, zoals [handelsnaam] aan Allianz had laten weten – dan had zij de verzekeringsovereenkomst niet gesloten.
4.19.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Allianz een verklaring van een van haar medewerkers overgelegd. Deze medewerker, werkzaam bij Allianz als ‘senior Branchespecialist Marine’, heeft het volgende verklaard:
(…) In het geval van Jabino gaat het om consumentenelektronica, waaronder telefoons en
tablets. In het bijzonder gaat het om Apple-producten. Dit zijn extreem diefstalgevoelige
zaken. Ik weet dat veel verzekeraars die risico's niet meer verzekeren, zoals dat nu ook het geval is bij Allianz. Allianz verzekerde die zaken destijds nog wel.
Bij het afsluiten van een transport-/goederenverzekering zoals in dit geval, is in het
bijzonder van belang op welke wijze het transport plaatsvindt en - als er ook dekking is
voor opslag - hoe opslag plaatsvindt. Veelal krijgen wij die informatie al van de
assurantietussenpersoon aangeleverd (omdat zij weten dat dit voor ons belangrijke
informatie is), maar als dat niet het geval is dan vragen wij daar om.
In geval van opslag, is voor ons van belang om te weten waar die opslag plaatsvindt. Wij
kijken dan naar eventuele beveiligingsmaatregelen die door het bedrijf zijn genomen obv
de aangeleverde informatie, en of het allemaal een professionele indruk maakt. Daarbij
gebruiken wij ook openbare bronnen, waaronder de website van de opslaglocaties en
vervoerders. Zo krijgen wij een goede indruk van de opslaglocaties die worden gebruikt.
In het geval van diefstalgevoelige zaken is voor Allianz niet acceptabel dat de zaken op
willekeurige plaatsen in Europa worden opgeslagen. Op die manier heeft Allianz immers
geen zicht op waar de zaken worden opgeslagen, en welke beveiligingsmaatregelen
aanwezig zijn. Kan tijdens het afsluiten van een verzekering niet concreet worden
aangegeven waar de zaken worden opgeslagen, dan waren wij niet bereid om het risico
te verzekeren. Zeker geldt dat bij telefoons en tablets. Daarbij speelt tevens een rol dat
de ervaring van Allianz is dat bij grote diefstallen veelal sprake is van informatie die vanuit
het bedrijf afkomstig is dan wel betrokkenheid van medewerkers. Allianz is er dus alert op
waar de opslag plaatsvindt.
Nog van belang te melden dat opslag het transport, zoals dat door de vervoerder wordt
uitgevoerd, onderbreekt. Daarmee vervalt de mogelijk tot regres op de vervoerder.
Ik durf wel stellig te stellen dat, zou destijds bij de aanvraag bekend zijn gemaakt dat de
opslag plaatsvond in Europa op willekeurige locaties, Allianz het risico niet zou hebben
geaccepteerd. Er zou dan dus geen verzekeringsovereenkomst tot stand zijn gekomen
voor een dekking voor opslag op willekeurige adressen in Europa. Zoals hiervoor aangegeven, is daarbij mede van belang dat het gaat om enorm diefstalgevoelige zaken.
In die gevallen stellen wij hoge eisen aan de opslag. (…)
4.20.
Naila heeft de feitelijke juistheid van deze verklaring niet betwist. De verklaring ondersteunt de stelling van Allianz dat zij in de gegeven situatie geen verzekeringsovereenkomst met Jabino zou hebben gesloten en ook dat dit voor andere verzekeraars destijds niet anders was. Uit de verklaring kan immers worden afgeleid dat het acceptatiebeleid van Allianz destijds nog ruimhartiger was dan dat van andere verzekeraars, in die zin dat Allianz ten tijde van de totstandkoming van de verzekering, anders dan nu, nog wel bereid was diefstalgevoelige goederen als de onderhavige te verzekeren, zij het onder geen beding in het geval deze op willekeurige locaties in Europa zouden worden opgeslagen. Daarmee ondersteunt deze verklaring dus de stelling dat andere verzekeraars het risico van nog niet verkochte smartphones en tablets op willekeurige opslaglocaties binnen Europa niet zouden hebben verzekerd.
4.21.
Dat verzekeraars in het algemeen alleen bereid zijn om de opslag van smartphones en tablets te verzekeren als deze worden opgeslagen in specifiek aangewezen opslaglocaties (en dus niet in willekeurige opslaglocaties in het buitenland, zoals in het onderhavige geval), wordt ook ondersteund door de aan [handelsnaam] gerichte e-mail van verzekeraar Howden van 26 juni 2015, die door Naila in het geding is gebracht. In die e-mail wordt door de verzekeraar bevestigd dat een transport- en goederenverzekering ten behoeve van Gerar Trading B.V. (een aan Naila gelieerde onderneming) is gesloten en worden specifieke opslaglocaties voor consumentenelektronica genoemd in Vlaardingen, Schiphol, Warschau (Polen), Kelsterbach (Duitsland), Rome (Italië) en Como (Italië). Uit deze e-mail kan dus worden afgeleid dat het aanwijzen van specifieke opslaglocaties voor die verzekeraar van belang was.
4.22.
Naila heeft aangevoerd dat er geen sprake was van een hoger risico in die zin dat gebruik werd gemaakt van ‘dedicated vervoerders’, dat de goederen ten tijde van de diefstal lagen opgeslagen bij een transportbedrijf (Safe Carrier Logistics) dat gelijkwaardig is aan DL Freight en dat de goederen niet langer in de loods opgeslagen zouden zijn geweest dan wanneer de goederen al verkocht waren. Dit mag zo zijn, maar deze verweren zien allemaal op de situatie dat er een verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen, terwijl de stelling van Allianz is dat bij kennis van de ware stand van zaken überhaupt geen verzekeringsovereenkomst zou zijn gesloten. Deze op zichzelf voldoende onderbouwde stelling van Allianz heeft Naila niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist.
4.23.
Daarmee is in deze procedure – als onvoldoende gemotiveerd betwist – komen vast te staan dat in een situatie als de onderhavige, waarin nog niet verkochte smartphones en tablets worden opgeslagen op willekeurige opslaglocaties in Europa, Allianz noch andere verzekeraars een dergelijk risico zou hebben verzekerd. Gegeven de aard van de te verzekeren goederen en de onbetwiste diefstalgevoeligheid daarvan, kan niet worden gezegd dat dit standpunt niet past bij een redelijk handelend verzekeraar. Dit betekent dat Allianz op grond van artikel 7:930 lid 4 BW geen uitkering aan de verzekerde is verschuldigd.
De vordering wordt afgewezen
4.24.
Het hiervoor gegeven oordeel dat door Jabino (via assurantietussenpersoon [handelsnaam] ) de mededelingsplicht is geschonden en dat daardoor geen uitkering aan de verzekerde is verschuldigd, maakt reeds dat de vermeende vordering van Naila moet worden afgewezen.
4.25.
Bij deze stand van zaken hoeft de door partijen gevoerde discussie over de vraag of sprake was van een verzekerd belang (waaronder de gestelde eigendom van de gestolen goederen) en over de vraag of Naila de vordering van verzekerde Jabino heeft overgenomen, niet besproken te worden.
Proceskosten
4.26.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Naila in de proceskosten (inclusief nakosten) van Allianz veroordeeld. Deze kosten worden tot op heden vastgesteld op:
€ 9.825,00 griffierecht
€ 8.714,00 salaris advocaat (2 punten × tarief VIII van € 4.357,00)
€ 178,00nakosten
€ 18.717,00.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Naila in de proceskosten van Allianz, vastgesteld op € 18.717,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na datum van dit vonnis en te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening indien het vonnis na niet tijdige betaling wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.
2438/1980

Voetnoten

1.Artikel 7:928 lid 1 BW.
2.Artikel 7:929 lid 1 BW.
3.HR 19 mei 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6258 en HR 5 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1841.