Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het vonnis in incident van deze rechtbank van 3 juli 2024 en de daarin genoemde stukken,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- de per e-mail van 3 februari 2025 aan partijen verstrekte zittingsagenda,
- het B8-formulier van mr. Spera namens Naila, met producties,
- de mondelinge behandeling van 14 maart 2025,
- de spreekaantekeningen van mr. S. Senden (waarnemer van mr. Spera).
3.Het geschil
4.De beoordeling
Is de mededelingsplicht geschonden?
“van een locatie binnen Europa naar een locatie binnen Europa. (…)Ookkan het zijn dat de goederen door de leverancier naar NL warehouse gezonden wordt[onderstreping toegevoegd]
.Hieruit blijkt niet dat alleen sprake zou zijn van opslag in Nederland, maar juist dat opslag in heel Europa zou kunnen plaatsvinden. Indien dit onduidelijk was en van dusdanig belang zoals Allianz stelt, dan had zij hier meer aandacht aan moeten besteden, maar dat heeft zij niet gedaan. In de daarop volgende e-mail wordt uitdrukkelijk aangegeven
“dekkingsgebied: Europa”zonder nadere opmerkingen. De mededelingsplicht is dus niet geschonden, aldus Naila.
“Danligt het in Vlaardingen of op Schiphol (in zo'n bunker). De goederen zijndannog niet verkocht.”[onderstreping toegevoegd]) maken echter onmiskenbaar duidelijk dat het in
diegevallen – dus de gevallen waarin de goederen naar een Nederlandse opslaglocatie worden vervoerd – gaat om goederen die nog niet verkocht zijn en dat die nog niet verkochte goederen opgeslagen zullen worden in twee met name genoemde opslagloodsen in Nederland. In de e-mail staat nergens vermeld dat die niet-verkochte goederen ook op willekeurige locaties elders in Europa kunnen worden opgeslagen. Naar het oordeel van de rechtbank mocht Allianz uit deze e-mail dan ook in redelijkheid afleiden dat nog niet-verkochte goederen uitsluitend in Vlaardingen en Schiphol zouden worden opgeslagen.
“in zo’n bunker”bij de omschrijving van de opslaglocaties in Nederland mag immers redelijkerwijs worden afgeleid dat [handelsnaam] zich terdege bewust was van de relevantie van de beveiliging van opgeslagen goederen die nog niet verkocht zijn. Ook de toevoeging
“uiteraard niet!”bij de mededeling dat geen gebruik zal worden gemaakt van groupage vervoer toont aan dat [handelsnaam] goed was ingevoerd. Als gezegd moet deze kennis aan Jabino worden toegerekend. Dat in de vragenlijst geen vraag is gesteld over de opslag van niet-verkochte goederen, doet er daarom niet aan af dat Jabino (via [handelsnaam] ) aan Allianz ten onrechte geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven.