ECLI:NL:RBROT:2025:544
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot overdracht voormalig echtelijke woning en het verlaten van de woning in kort geding
In deze zaak, die op 17 januari 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert eiser, die in Bleiswijk woont, dat gedaagde, die in Berkel en Rodenrijs woont, meewerkt aan de overdracht van hun voormalig echtelijke woning. Eiser en gedaagde zijn tot 6 september 2024 gehuwd geweest en hebben samen een minderjarige dochter. In het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat de woning aan eiser wordt overgedragen, waarbij gedaagde een uitkoopsom van € 125.109,49 ontvangt. Gedaagde heeft echter de woning nog niet verlaten, ondanks dat de termijn hiervoor op 28 november 2024 is verstreken. Eiser heeft gedaagde meerdere keren verzocht de woning te verlaten, maar zij heeft hier niet op ingegaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 januari 2025 heeft eiser zijn vorderingen toegelicht, waarbij hij aanvoert dat hij een spoedeisend belang heeft bij de overdracht van de woning. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde moet meewerken aan de levering van haar aandeel in de woning en dat zij uiterlijk op 1 april 2025 de woning moet verlaten. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eiser toe, met uitzondering van de proceskosten, die worden gecompenseerd. Gedaagde wordt ook veroordeeld om zich uit te schrijven als bewoner van de woning. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het snel in werking treedt, ongeacht een eventueel hoger beroep.