In deze zaak heeft CITO MOTORS B.V. (hierna: Cito) een vordering ingesteld tegen J.I.P. HOLDING B.V. (hierna: JIP) wegens schending van een contractuele bepaling. Cito heeft aan JIP een Rolls-Royce Spectre verkocht, met de voorwaarde dat de auto binnen zes maanden na aflevering niet mocht worden verkocht of te koop aangeboden in een showroom of op een website. JIP heeft de auto echter binnen deze termijn doorverkocht aan een derde, wat Cito als een schending van het contract beschouwt. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Haviltex-maatstaf, die vereist dat de betekenis van contractuele bepalingen wordt vastgesteld op basis van de redelijke verwachtingen van partijen. De rechtbank concludeert dat het beding niet zo moet worden uitgelegd dat het een algemeen verkoopverbod inhoudt, maar enkel betrekking heeft op de specifieke handelingen van verkopen of aanbieden in een showroom of op een website. Aangezien JIP de auto niet via deze kanalen heeft doorverkocht, heeft zij niet in strijd gehandeld met het contract. Cito's vorderingen worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.