Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[verzoeker 1] ,
[verzoeker 2],
1.De procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen, van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , per e-mail ontvangen op 29 november 2024;
- de akte houdende wijziging van eis, van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ;
- het verweerschrift, met bijlagen, van RISQwise;
- de brief van 5 maart 2025, met bijlage, van de advocaat van RISQwise;
- de brief van 10 maart 2025, met bijlagen, van de advocaat van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ;
- de antwoordakte van RISQwise;
- de brief van 31 maart 2025, met bijlagen, van de advocaat van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ;
- de spreekaantekeningen van de advocaat van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ;
- de pleitnota van de advocaten van RISQwise.
2.De zaak in het kort
3.De feiten
- de arbeidsovereenkomst geldt voor onbepaalde tijd,
- het gaat om de functie van ‘Managing director
- de werkzaamheden zullen worden verricht in Rotterdam en Amsterdam,
- het salaris € 10.000,- bruto per maand bedraagt, exclusief 8% vakantietoeslag en een dertiende maand,
- het salaris per 21 december 2023 wordt verhoogd tot € 14.300,- bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en een dertiende maand,
- de (maximale) autokostenvergoeding € 1.500,- bruto per maand bedraagt, en
- voor RISQwise een opzegtermijn van zes maanden geldt en voor [verzoeker 1] en [verzoeker 2] een opzegtermijn van drie maanden.
(dringende reden)as referred to in article 7:678 DCC or (ii) long term illness as referred to in article 7:669 under 3 sub b of the Dutch Civil Code, the Employer shall pay to the Employee an amount equal to three months of his gross salary as defined in Clause 5 of the employment agreement plus the equivalent of all costs of three months of the emoluments being the allowance tor the pension premium, the health insurance premium and car costs (the
Severance Payment).The Severance Payment is deemed to include the transitional payment
(transitievergoeding)and a reasonable compensation
(billijke vergoeding).
4.Het geschil
5.De beoordeling
ex tuncbeoordeling, zodat beoordeeld moet worden of de feiten en omstandigheden die RISQwise toen, bij de op 27 maart 2024 gedane opzegging van de arbeidsovereenkomsten, daaraan ten grondslag heeft gelegd, een (voldragen) a- en/of d-grond vormen. De achtergrond daarvan is dat een statutair bestuurder die, zonder preventieve toetsing, wordt ontslagen, dient te weten waartegen hij zich moet verweren, zodat hij ook behoorlijk invulling kan geven aan zijn recht om te worden gehoord en te adviseren over het voorgenomen ontslagbesluit. Daarmee verhoudt zich niet dat de ontslaggronden daarna nog worden uitgebreid of wezenlijk aangevuld omdat de gewezen statutair bestuurder dan geen behoorlijke gelegenheid heeft gehad om gebruik te maken van zijn hoor- en adviesrecht. Op zo’n uitbreiding van gronden of wezenlijke aanvulling daarvan wordt dan geen acht geslagen en dat geldt dus ook voor deze procedure.
- dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hun posities derhalve in korte tijd onhoudbaar hebben gemaakt,
- dat RISQwise niet twee zelfstandige, voltijds directieposities heeft,
- dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] voor Light geen werkzaamheden meer uitvoerden en voor de leidinggevende posities over ‘Light x Risqwise’ door eigen toedoen niet meer in aanmerking kwamen, en
- dat zij hun ontslag derhalve onvermijdelijk hebben gemaakt, zij boventallig geworden zijn en hebben gedisfunctioneerd, waarbij herplaatsing niet in de rede ligt, zodat PIB Group het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomsten heeft genomen.
- een beschrijving van de organisatorische veranderingen en een toelichting waaruit blijkt dat zij voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk zijn,
- een organogram van vóór en na de veranderingen,
- de gevolgen van de veranderingen voor de verschillende afdelingen, aanwezige functies, het aantal arbeidsplaatsen per functie en de verdeling van de eventueel resterende werkzaamheden, en
- als er nieuwe functies ontstaan, de functieomschrijvingen daarvan.
ECLI:NL:HR:2017:1187) geformuleerde gezichtspunten worden begroot. De vergoeding dient aan te sluiten bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. Daarbij spelen onder meer een rol de mate van verwijtbaarheid van de werkgever, de lengte van het dienstverband en de verwachte duur van de arbeidsovereenkomst als de werkgever niet de verstoring daarvan en daarmee de ontbinding had veroorzaakt en de hiermee samenhangende ‘waarde van de arbeidsovereenkomst’. Ook dient rekening te worden gehouden met de gevolgen van het ontslag en de vraag of de werknemer aanspraak heeft op een transitievergoeding. Bij het vaststellen van de billijke vergoeding gaat het er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar gedrag van de werkgever, maar de billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter.
de factowaardeloos zijn geworden en zij hierdoor onnodig op kosten zijn gejaagd om zich daartegen te kunnen verweren.