In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een kort geding aangespannen tegen de bewindvoerder van [persoon A], die onder bewind is gesteld. De eisers vorderen ontruiming van de woning van [persoon A] en betaling van achterstallige huur. De achtergrond van de zaak betreft een huurachterstand en eerdere vonnissen die zijn gewezen in verband met de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder niet betrokken was bij de eerdere bodemprocedure, waardoor het vonnis van 8 november 2024 niet aan [persoon A] kan worden tegengeworpen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er op dit moment geen voldoende omvangrijke huurachterstand is om ontruiming te rechtvaardigen. De vorderingen van eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de betrokkenheid van de bewindvoerder in juridische procedures en de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van huurachterstanden in kort geding procedures.