ECLI:NL:RBROT:2025:5490

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
C/10/697257 / KG ZA 25-283
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een auto en diverse gebiedsverboden in kort geding

In deze zaak, die op 6 mei 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert eiser, [eiser], de afgifte van een Volkswagen Touareg van gedaagde, [gedaagde], op straffe van een dwangsom. De partijen zijn met elkaar gehuwd en hebben samen twee minderjarige kinderen. Eiser heeft eerder een verzoek tot voorlopige voorzieningen ingediend, waarbij de rechter heeft bepaald dat eiser gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning en dat de kinderen aan haar zijn toevertrouwd. Gedaagde heeft echter de auto meegenomen en heeft zich niet gehouden aan de eerdere uitspraak van de rechter. Eiser vordert nu dat gedaagde de auto binnen twee dagen na betekening van het vonnis afstaat, met een dwangsom van € 250,- per dag dat hij in gebreke blijft, tot een maximum van € 15.000,-. Daarnaast vordert eiser diverse gebiedsverboden voor gedaagde, omdat zij en de kinderen bang zijn voor zijn onvoorspelbare gedrag. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde de auto moet afgeven en legt hem een dwangsom op. Ook worden de gevraagde gebiedsverboden gedeeltelijk toegewezen, waarbij gedaagde zich niet mag begeven in de nabijheid van de scholen van de kinderen en de voetbalverenigingen. Gedaagde wordt in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/697257 / KG ZA 25-283
Vonnis in kort geding van 6 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te Dordrecht,
eiser,
advocaat mr. H.D. van den Berg te Dordrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. J.D. Bakker te Den Haag.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 11 april 2025, met producties A tot en met G;
  • productie 1 van [gedaagde] ;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van den Berg;
  • de spreekaantekeningen van mr. Bakker.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 22 april 2025 plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 27 november 2006 met elkaar gehuwd.
2.2.
Partijen zijn samen de ouders van:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] ; en
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats] .
2.3.
[eiser] heeft een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ingediend bij de rechtbank Rotterdam. De mondelinge behandeling van dat verzoek vond op 25 maart 2025 plaats. De (familie)rechter heeft op die zitting mondeling uitspraak gedaan over het uitsluitend gebruik van de woning, de toevertrouwing van de kinderen en de afgifte van de auto. Deze uitspraak is uitgewerkt in de beschikking voorlopige voorzieningen van 8 april 2025. In de beschikking is het volgende opgenomen:
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de vrouw met ingang van 25 maart 2025 bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan [adres] , [postcode] te [woonplaats] ;
4.2.
beveelt de man met ingang van 25 maart 2025 de echtelijke woning te verlaten en verbiedt de man deze verder te betreden;
4.3.
bepaalt dat de minderjarigen aan de vrouw worden toevertrouwd;
4.4.
beveelt de man de Volkswagen Touareg met het kenteken [kentekennummer] , alle (werkende) sleutels en de papieren aan de vrouw beschikbaar te stellen binnen 24 uur na 25 maart 2025;
4.5.
bepaalt dat de regeling over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vanaf
13 april 2025 als volgt zal zijn:
-
de minderjarigen verblijven elke donderdag van 16.00 uur tot 19.00 uur bij de man,
waarbij de man de minderjarigen haalt en brengt;
-
de minderjarigen verblijven tevens om de week op zondag van 14.00 uur tot 17.00
uur bij de man, waarbij de vrouw de minderjarigen brengt en de man de minderjarigen terugbrengt;
-
in onderling overleg kunnen de minderjarigen een extra dag bij de man verblijven
tijdens vakanties;(..)”
2.4.
[gedaagde] is op 26 maart 2025 in de woning geweest en heeft spullen meegenomen. [gedaagde] heeft op die datum ook de auto meegenomen en geldbedragen opgenomen van de rekening van partijen.
2.5.
[gedaagde] heeft op 29 maart 2025 spullen uit de schuur meegenomen nadat hij het slot van de schuur eruit heeft gezaagd.
2.6.
[eiser] heeft op 3 april 2025 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij deze rechtbank.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis, te gelasten tot afgifte van de auto, een Volkswagen Touareg, met kenteken [kentekennummer] aan [eiser] , met alle werkende sleutels en papieren, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag(deel) dat [gedaagde] na betekening van het vonnis in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 2.500,-;
[gedaagde] te veroordelen nadat het maximum aan dwangsommen is verbeurd, aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 66.900,- als voorschot op de verdeling van de gemeenschap van goederen;
[gedaagde] te veroordelen zich minimaal 12 maanden niet te bevinden in een gebied waarvan de randen worden bepaald door de volgende straten: Singel, Noordendijk, Torenstraat, Wijnstraat, Grote Kerksbuurt, Prinsenstraat, Spuiboulevard en Johan de Wittstraat, alsmede in een straal van 500 meter (dan wel een afstand in goede justitie te bepalen) in de omgeving van voetbalclub Oranje Wit, aan de Nieuwe Noordpolderweg 1 in Dordrecht, en voetbalclub Wieldrecht, aan de Smitsweg 20 in Dordrecht, op straffe van een dwangsom van € 250,- per gebeurtenis dat [gedaagde] na betekening van het vonnis in overtreding is;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten van deze procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt in deze zaak uit de aard van de vorderingen.
De auto
4.2.
Vaststaat dat [gedaagde] de auto met de papieren en alle werkende sleutels op basis van de (mondelinge) uitspraak aan [eiser] had moeten afgeven en dat niet heeft gedaan. [gedaagde] stelt dat hij dit inmiddels niet meer kan doen, omdat hij de auto naderhand als onderpand heeft moeten geven om een woning te kunnen huren.
[gedaagde] wordt in dit vonnis op straffe van een dwangsom veroordeeld om de auto, met papieren en alle werkende sleutels, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis af te geven aan [eiser] . Het volgende is daartoe redengevend.
4.3.
De rechter in de procedure voorlopige voorzieningen bepaalde dat de auto met alle werkende sleutels aan [eiser] ter beschikking moest worden gesteld. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan, sterker nog: [gedaagde] heeft de auto, die ten tijde van de mondelinge uitspraak nog voor de deur van de echtelijke woning stond, ondanks die uitspraak daar weggehaald en meegenomen.
Maar dat [gedaagde] de auto thans niet meer ter beschikking zou kunnen stellen aan [eiser] heeft hij niet aannemelijk gemaakt. Aan de zeer summiere anonieme verklaring die [gedaagde] ter onderbouwing van zijn stellingen op dit punt heeft overgelegd, wordt niet zonder meer geloof gehecht, temeer niet, omdat [gedaagde] hoge bedragen van de (spaar)rekening van partijen heeft opgenomen. Niet valt in te zien waarom [gedaagde] niet deze bedragen heeft kunnen aanwenden (en daadwerkelijk heeft aangewend) als borg voor een te verkrijgen huurwoning in plaats van de auto. Indien [gedaagde] toch, zoals hij stelt, de auto als onderpand heeft afgegeven heeft hij dat willens en wetens in weerwil van de mondelinge uitspraak gedaan en komen de gevolgen voor zijn rekening en risico.
[eiser] heeft – reeds in de procedure voorlopige voorzieningen – aannemelijk gemaakt dat zij de auto nodig heeft voor haar werk en voor het vervoeren van de kinderen. [gedaagde] heeft de auto niet nodig, omdat hij deze, naar zijn eerdere eigen mededelingen, niet gebruikt.
Dwangsom
4.4.
[gedaagde] verzoekt opschorting van de dwangsom op de voet van artikel 611d Rv totdat [gedaagde] weer in staat is over de auto te beschikken. De rechter kan hiertoe overgegaan als sprake is van een tijdelijke of blijvende onmogelijkheid om aan de hoofdveroordeling te voldoen. [gedaagde] stelt dat dit het geval is. Deze stelling heeft hij echter, zoals hiervoor reeds is overwogen, niet voldoende onderbouwd. De voorzieningenrechter acht een prikkel tot nakoming aangewezen voor de verplichting de auto af te geven aan [eiser] . De beschikking inzake de voorlopige voorzieningen is reeds op 8 april 2025 afgegeven en nog altijd heeft [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldaan. De voorzieningenrechter ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding om een hogere dwangsom op te leggen dan gevorderd. Een dwangsom van € 250,- per dag(deel) met een maximum van € 15.000,- wordt een voldoende prikkel tot nakoming geacht.
Voorschot op verdeling
4.5.
Als [gedaagde] het maximum aan dwangsommen heeft verbeurd, vordert [eiser] een bedrag van € 66.900,- als voorschot op de verdeling van de gemeenschap van goederen. Dit is een geldvordering. Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is. Aan het vereiste spoedeisend belang worden minder hoge eisen gesteld wanneer een vordering in hoge mate aannemelijk is. De vereisten zijn in zoverre communicerende vaten. Van een voldoende harde vordering is echter geen sprake. De voorzieningenrechter licht dit als volgt toe.
4.6.
[eiser] vordert een voorschot van € 66.900,-, zijnde dat het bedrag waarvoor [gedaagde] de auto te koop had aangeboden, terwijl [gedaagde] bovendien al het spaargeld van partijen heeft opgenomen. Partijen staan nog aan het begin van de echtscheidingsprocedure. [eiser] heeft niets gesteld over de waarde van de woning(en), de hoogte van de hypothecaire schulden op die woningen en overige activa en passiva van de gemeenschap. Wat de waarde van de huwelijksgoederengemeenschap is, is dus nog onbekend en daarmee staat ook niet vast dat [eiser] een bedrag van € 66.900,- zou toekomen na verdeling van de bestanddelen. De vordering tot betaling van een voorschot wordt daarom afgewezen.
Gebiedsverbod
4.7.
Een gebiedsverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een dergelijke ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Volgens [eiser] zijn die omstandigheden aan de orde, omdat zij en de kinderen bang zijn dat [gedaagde] de woning, tuin en/of schuur opnieuw zal betreden. [gedaagde] is onvoorspelbaar en dit zorgt bij hen voor spanningen. Om de rust te bewaren is ook een gebiedsverbod rond de school van de kinderen en hun voetbalverengingen noodzakelijk.
[gedaagde] verweert zich niet tegen een verbod om in de straat van de woning te komen. Hij voert wel aan dat het gevorderde gebiedsverbod de hele binnenstad van Dordrecht omvat en hij vindt dat dat te ver gaat. [gedaagde] kan dan niet meer naar de huisarts en ook kan hij klanten niet meer bedienen. Daarnaast is [gedaagde] voetbalcoach bij Wieldrecht en kijkt hij naar voetbalwedstrijden van zijn neefje bij Oranje Wit. De verenigingen moet hij dus nog kunnen bezoeken.
4.8.
Een gebiedsverbod zoals [eiser] vordert dat (bijna) de gehele binnenstad van Dordrecht behelst, grijpt inderdaad te ver in op het recht van eenieder om zich vrijelijk te bewegen. De voorzieningenrechter wijst wel het mindere van het gevorderde toe, wat het volgende inhoudt.
4.9.
Omdat [gedaagde] zich ondanks de beschikking voorlopige voorzieningen toch toegang tot de woning respectievelijk de schuur heeft verschaft terwijl hij geen verweer voert tegen het verbod de woning nog te betreden, acht de voorzieningenrechter het aangewezen dat [gedaagde] zich niet meer in de straat van de woning mag begeven of ophouden. Omdat de woning is gelegen nabij een kruispunt, wordt het [gedaagde] zowel verboden om zich in de Nicolaasstraat als de Nicolaasdwarsstraat te begeven of op te houden. De voorzieningenrechter acht een termijn van zes maanden proportioneel.
4.10.
De gevorderde verboden ten aanzien van de scholen en de voetbalverenigingen van beide kinderen worden in die zin toegewezen dat [gedaagde] zich niet mag begeven in de straat van de school van de zoon (de Doelstraat in Dordrecht), niet binnen een straal van 90 meter van de school van de dochter (Overkampweg 125 in Dordrecht), niet binnen een straal van 300 meter van voetbalvereniging Wieldrecht en niet binnen een straal van 325 meter van voetbalvereniging Oranje Wit (met uitzondering van de Rondweg de N3). Deze verboden gelden voor een periode van vier maanden na betekening van dit vonnis. De voorzieningenrechter komt tot dit oordeel vanwege het navolgende.
4.11.
Er is op dit moment geen contact tussen [gedaagde] en de kinderen van partijen. Hoewel de rechtbank in de beschikking voorlopige voorzieningen wel een voorlopige zorg- en contactregeling heeft bepaald, deelde [gedaagde] op de zitting van de voorzieningenrechter mee dat hij er bewust voor heeft gekozen om geen uitvoering aan deze regeling te geven. Ter zitting stelt [gedaagde] dat dit komt, omdat hij op dit moment mentale problemen heeft en hiervoor onder behandeling staat bij de huisarts en een psycholoog. [gedaagde] wil eerst aan deze problemen werken voordat hij weer contact wil hebben met de kinderen. Dit betekent dat de gebiedsverboden ten aanzien van de scholen van de kinderen toewijsbaar zijn. Voorshands is immers aannemelijk geworden dat de situatie tussen partijen in de woning gespannen was en dat de kinderen hier last van hebben gehad en dat de acties van [gedaagde] na de mondelinge uitspraak van 25 maart 2025 de spanningen nog hebben vergroot. Volgens [eiser] hebben de kinderen rust nodig. Nu [gedaagde] er zelf voor kiest om geen contact met de kinderen te hebben, heeft hij er ook geen belang bij om in de buurt van de scholen van de kinderen te zijn, terwijl [eiser] en de kinderen wel belang hebben bij rust en duidelijkheid. [gedaagde] mag zich daarom niet begeven of ophouden in de Doelstraat in Dordrecht en niet binnen een straal van 90 meter van de school van de dochter van partijen. De voorzieningenrechter acht deze straal van 90 meter passend en geboden, omdat de school van de dochter zich naast het ziekenhuis van Dordrecht bevindt en een grote doorgaande weg. [gedaagde] moet zich indien nodig wel kunnen wenden tot het ziekenhuis.
4.12.
Ten aanzien van de voetbalverenigingen wordt het volgende overwogen. [gedaagde] voert tegen het gevorderde verbod aan dat hij coach bij Wieldrecht is en hij altijd gaat kijken naar zijn neefje [naam] die bij Oranje Wit voetbalt. Beide stellingen zijn niet aannemelijk geworden.
Over het coachen bij Wieldrecht vertelde [gedaagde] zelf aan de voorzieningenrechter dat hij in februari 2025 voor het laatst als coach is opgetreden en dat hij met het bestuur van de vereniging heeft afgesproken dat hij eerst aan zichzelf gaat werken en in de tussentijd niet als coach fungeert. Dat hij wel een andere functie bekleedt en daarom toch aanwezig moet zijn op de vereniging, heeft [gedaagde] meegedeeld maar niet onderbouwd. Dat [gedaagde] altijd naar zijn voetballende neefje gaat kijken, wordt door [eiser] betwist en is evenmin aannemelijk geworden.
Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om aannemelijk te maken dat het voor hem noodzakelijk is om op die vereniging te komen, maar dat heeft hij niet gedaan, reden waarom het belang van [eiser] en de kinderen bij rust prevaleert. De voorzieningenrechter acht een verbod om binnen een straal van 300 respectievelijk 325 meter te komen van de voetbalverenigingen passend en geboden teneinde de kinderen goed en in rust te kunnen laten voetballen. Bij deze beslissing speelt wederom mee dat [gedaagde] op eigen initiatief geen contact met hen wil, zodat hij voor de kinderen niet op de verenigingen hoeft te verschijnen. Omdat voetbalvereniging Oranje Wit naast de Rondweg N3 van Dordrecht ligt en [gedaagde] op deze weg wel moet kunnen rijden, geldt het verbod niet voor deze weg. In de beslissing is een kaart opgenomen met de straal waarbinnen [gedaagde] zich niet mag begeven of ophouden.
4.13.
De gebiedsverboden voor de scholen en de voetbalverenigingen worden voor de duur van vier maanden opgelegd in verband met de eisen van proportionaliteit. De voorzieningenrechter hoopt dat de rust na deze vier maanden weer grotendeels is teruggekeerd, [gedaagde] in de tussentijd aan zichzelf heeft gewerkt en hij het contact met de kinderen heeft kunnen opstarten.
4.14.
Vanwege de gestelde onvoorspelbaarheid van de aanwezigheid van [gedaagde] en omdat hij ondanks een verbod om de woning nog te betreden, dit wel heeft gedaan, acht de voorzieningenrechter een dwangsom als prikkel tot nakoming voor alle gebiedsverboden passend en geboden. [gedaagde] verbeurt een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat hij een verbod overtreedt, met een maximum van € 10.000,- per verbod.
De proceskosten
4.15.
[gedaagde] krijgt in deze procedure ongelijk. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van de hoofdregel – compensatie van proceskosten – af te wijken. [eiser] had deze procedure immers niet hoeven starten als [gedaagde] zich aan de (mondelinge) uitspraak van de voorzieningenrechter had gehouden voor wat betreft de auto met papieren en werkende sleutels, en het niet meer betreden van de woning. [gedaagde] wordt dan ook in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 145,45
- griffierecht € 90,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.520,45

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis, de auto, een Volkswagen Touareg, met kenteken [kentekennummer] , aan [eiser] af te geven, met alle werkende sleutels en papieren,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 15.000,- is bereikt,
5.3.
verbiedt [gedaagde] gedurende vier maanden na betekening van dit vonnis om zich op te houden of te begeven in de straat van de school van [minderjarige 2] (de Doelstraat in Dordrecht),
5.4.
verbiedt [gedaagde] gedurende vier maanden na betekening van dit vonnis om zich op te houden of te begeven binnen een straal van 90 meter rondom de school van [minderjarige 1] aan de Overkampweg 125 in Dordrecht, zoals hierna weergegeven:
5.5.
verbiedt [gedaagde] gedurende vier maanden na betekening van dit vonnis om zich op te houden of te begeven binnen een straal van 325 meter rondom voetbalvereniging Oranje Wit aan de Nieuwe Noordpolderweg 1 in Dordrecht, met uitzondering van de Rondweg, de N3, zoals hierna weergegeven:
5.6.
verbiedt [gedaagde] gedurende vier maanden na betekening van dit vonnis om zich op te houden of te begeven binnen een straal van 300 meter rondom voetbalvereniging Wieldrecht aan de Smitsweg 20 in Dordrecht, zoals hierna weergegeven:
5.7.
verbiedt [gedaagde] gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis zich te begeven naar en/of zich te bevinden in de Nicolaasstraat en de Nicolaasdwarsstraat, beiden in Dordrecht,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.3, 5.4, 5.5, 5.6 en 5.7 uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 10.000,- per verbod is bereikt,
5.9.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.520,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025.
3608/638