ECLI:NL:RBROT:2025:5492

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
10.156745.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met een mes

Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft bekend dat zij in een ruzie met haar (ex-)partner een mes heeft gebruikt, waarbij zij de aangever in zijn been heeft gestoken en hem aan de borst heeft verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot zware mishandeling, maar heeft haar vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat er geen aanmerkelijke kans op dodelijk letsel was en de intentie om te doden niet bewezen kon worden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zorg voor haar kinderen en haar financiële problemen. De reclassering heeft geadviseerd om bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft deze adviezen overgenomen en de verdachte moet zich houden aan de voorwaarden die door de reclassering zijn gesteld. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.156745.24
Datum uitspraak: 2 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. P.C.E. van den Hoek, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Groot heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, alsmede veroordeling tot een taakstraf van 100 uur (te vervangen door 50 dagen hechtenis bij niet uitvoeren).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
De verdachte heeft bekend dat zij in een ruzie de aangever met een mes in zijn been heeft gestoken en hem door te zwaaien met het mes aan de borst heeft verwond. De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De rechtbank acht niet bewezen dat bij het tenlastegelegde een aanmerkelijke kans bestond op dodelijk letsel en dat de verdachte heeft gehandeld met de intentie om het slachtoffer om het leven te brengen. De rechtbank zal haar daarom partieel vrijspreken van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij
op 09 mei 2024 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, (met kracht) met een mes stekende en zwaaiende beweging(en) in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt en daarbij die [slachtoffer] met dit mes in de borst en een been heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van haar (ex-) partner. Vanwege ziekte van hun jongste kind schakelde de verdachte medische hulp in, waarbij het slachtoffer in haar visie onvoldoende ondersteuning bood en vooral aandacht had voor andere zaken. Dit leidde tot frustratie en boosheid bij de verdachte, waarop zij besloot verhaal te gaan halen en daartoe samen met hun kinderen het slachtoffer opzocht. Omdat de verdachte naar eigen zeggen eerder zou zijn bedreigd door familieleden van het slachtoffer, nam zij een mes mee. Geconfronteerd met het slachtoffer ontstond een woordenwisseling en vervolgens een fysieke confrontatie tussen de verdachte en het slachtoffer. Op enig moment pakte de verdachte het mes en maakte ze hiermee zwaaiende en stekende bewegingen in de richting van het slachtoffer, dat hierdoor aan zijn borst en zijn knie werd verwond en hiervoor medisch moesten worden behandeld. De rechtbank rekent de verdachte deze handelingen aan, nota bene gepleegd in het bijzijn van twee van haar kinderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage Reclassering Nederland
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 april 2025. Uit dit rapport volgt – kort gezegd – dat bij de verdachte op meerdere leefgebieden problemen spelen. Zo is geen sprake van een stabiele woonsituatie en evenmin beschikt de verdachte over werk of een andere zinvolle dagbesteding. Zij wordt daartoe op dit moment ook niet in staat geacht. Haar kinderen zijn op 26 maart 2025 onder toezicht gesteld. Vanwege zorgen over haar zelfredzaamheid wordt een begeleide woonvoorziening gezocht, waar ook haar kinderen kunnen wonen. De verwachting is dat dit nog ongeveer een jaar zal duren. De verdachte is vanwege financiële problemen onder bewind gesteld. Verder blijkt dat de verdachte moeite heeft om betekenisvolle relaties met anderen aan te gaan. Zij voelt zich snel oneerlijk behandeld, wat zich uit in frustratie en boosheid. Daardoor raakt zij gemakkelijk in conflict met anderen. Een verstoorde relatie met haar ex-partner speelde ook bij het tenlastegelegde een rol. Bij een veroordeling adviseert de reclassering de oplegging van een meldplicht, meewerken aan ambulante behandeling, een contact- en locatieverbod met het slachtoffer en het geven van openheid aan de reclassering over nieuwe (partner-) relaties door de verdachte. Ten aanzien van al deze voorwaarden verzoekt de reclassering om de dadelijke uitvoerbaarheid.
De rechtbank betrekt de bevindingen en het advies van de reclassering bij haar oordeel.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter, conform de eis van de officier van justitie en gelet op de kwetsbare positie van de verdachte, afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij speelt ook een rol speelt dat zij alleen voor haar minderjarige kinderen zorgt. In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt een taakstraf opgelegd van na te noemen duur, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet op basis van de wettelijk gestelde criteria geen aanleiding tot het bevelen van de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en/of maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na aftrek
92 (tweeënnegentig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
46 (zesenveertig) dagen;
veroordeelt de verdachte
tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringstelling dit noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener voor haar problematiek zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , gedurende de proeftijd of zoveel korter als het Openbaar Ministerie noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich niet bevinden in het stadsdeel Hoogvliet van de gemeente Rotterdam, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal de reclassering openheid geven over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten uit haar (sociale) netwerk te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van haar (sociale) netwerk;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. van Vuren voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter /oudste rechter /jongste rechter /griffier is /zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij
op of omstreeks 09 mei 2024 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een mes (een) stekende en/of zwaaiende beweging(en) naar/in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt en/of daarbij die [slachtoffer] met dit mes in de borst en/of een been heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.