ECLI:NL:RBROT:2025:5494

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
10.050872.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van handbalcoach voor ontucht met minderjarige pupil

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een handbalcoach, die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige pupil. De verdachte, geboren in 1986, was de coach van het slachtoffer, dat in 1996 geboren is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de aangeefster, die destijds minderjarig was. De verdachte heeft bekend dat hij de aangeefster heeft betast en dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar ontkent het betasten van de vagina. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent zijn en heeft de verdachte vrijgesproken van dit specifieke onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 1.500,- is vastgesteld voor immateriële schade. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele thuissituatie en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, evenals de verantwoordelijkheid van de verdachte als coach.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.050872.23
Datum uitspraak: 2 mei 2025
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1986,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. N.F. Christiansen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de onder 2 en 3
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 3
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 2 en feit 3 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 en onder 3 primair ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 3 subsidiair
Het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 1
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft bekend dat hij de borsten en billen van [slachtoffer] (hierna ook: de aangeefster) heeft betast, dat zij hebben gezoend en dat hij haar zijn penis heeft laten betasten. Ondanks dat hij het betasten van de vagina van aangeefster ontkent, kan dat wel bewezen worden verklaard, aangezien hij de overige handelingen bekent en de aangeefster hierover consistent heeft verklaard. Haar verklaring vindt voldoende steun in andere bewijsmiddelen.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van het betasten van de vagina. Hij heeft deze handeling van het begin af aan stellig ontkend en steunbewijs daarvoor ontbreekt. Voor zover hiervan al sprake zou zijn, is bovendien onduidelijk waar – in Nederland of daarbuiten – en wanneer deze handeling precies zou hebben plaatsgevonden.
4.3.3.
Beoordeling
Vaststaat dat er tussen de verdachte en de aangeefster een trainer-pupil relatie bestond. De verdachte was de handbaltrainer van het team van de destijds minderjarige aangeefster. Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, staat niet ter discussie dat hij de aangeefster heeft betast bij haar borsten en billen, haar op de mond heeft gezoend en zijn penis over de kleding door haar heeft laten betasten.
Het betasten van de vagina wordt door de verdachte stellig ontkend. In haar aangifte heeft de aangeefster verklaard dat dit zou hebben plaatsgevonden in een tent op het eerste kamp dat werd gehouden na het overlijden van haar vader in 2011. Later heeft zij verklaard dat het contact tussen haar en de verdachte pas een seksuele toon heeft gekregen toen zij haar eindexamens had afgerond in de zomer van 2012. Daarnaast bevat het dossier aanwijzingen dat het incident waar de aangeefster op doelt in Frankrijk zou hebben plaatsgevonden en niet in Rotterdam, zoals ten laste is gelegd. In Frankrijk verbleef de groep echter in slaapzalen met stapelbedden en niet in tenten. Het voorgaande betekent de verklaringen van de aangeefster rondom dit incident niet consistent zijn en onvoldoende zekerheid bieden om te kunnen vaststellen wanneer, op welke plaats en binnen welke context het betasten van haar vagina zou hebben plaatsgevonden. Uit het dossier en het onderzoek op de terechtzitting zijn geen relevante aanknopingspunten uit een andere bron naar voren gekomen die op dit punt steun kunnen bieden aan de verklaringen van de aangeefster. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit gedeelte van de tenlastelegging.
Pleegperiode
De rechtbank ziet op basis van de verklaring van de aangeefster aanleiding om de periode waarin de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden in te korten. De aangeefster heeft verklaard dat het online aan de verdachte laten zien van haar borsten is begonnen vanaf het behalen van haar mavodiploma in 2012 en dat het contact pas daarna fysiek is geworden. Om die reden zal de rechtbank zowel voor feit 1 als voor feit 3 subsidiair uitgaan van een pleegperiode vanaf 1 mei 2012.
4.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, met uitzondering van het betasten van de vagina, en het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan. Voor het onder 2 en onder 3 primair tenlastegelegde wordt de verdachte vrijgesproken.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
hij
in de periode
1 mei 2012tot en met 26 januari 2014
te Rotterdam ontucht heeft gepleegd met
zijn pupil,
deminderjarige
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996,
bestaande die ontucht hierin dat hij meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer]
- heeft betast bij de borsten en billen
- heeft gezoend op de mond
- zijn penis heeft laten betasten;
3
subsidiair
hij
in de periode
1 mei 2012tot en met 26 januari 2014 te Rotterdam
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht te weten
- het leeftijdsverschil (10 jaren) en- de positie van hem, verdachte als handbalcoach en- wetende dat die [slachtoffer] een kwetsbaar persoon was (kort na het overlijden van haar vader),
een persoon, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996 waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het tonen van haar (ontblote) borsten via de ingeschakelde webcam aan hem verdachte, te plegen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.ontucht plegen met zijn pupil, meermalen gepleegd;

3.
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft vanuit zijn positie als handbaltrainer en coach van het team waarin de aangeefster speelde gedurende een langere periode het minderjarige slachtoffer bewogen tot ontuchtige handelingen door haar via de webcam haar borsten te laten zien. Daarnaast heeft hij zelf ontuchtige handelingen met haar gepleegd door haar te betasten. De verdachte heeft door zo te handelen zijn positie als trainer misbruikt ten behoeve van zijn eigen verlangens en heeft niet de professionele afstand tot het minderjarige slachtoffer bewaard die van hem in deze rol mocht worden verwacht. De verdachte wist dat het slachtoffer toentertijd in een zeer kwetsbare positie verkeerde vanwege het recente overlijden van haar vader en heeft met zijn handelen het vertrouwen ernstig geschaad dat door het slachtoffer en door de handbalvereniging in hem werd gesteld. Door het leeftijdsverschil en het hieruit voortvloeiende overwicht, heeft de verdachte ook inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Uit de ter terechtzitting afgelegde slachtoffer-verklaring is duidelijk naar voren gekomen hoezeer het slachtoffer nog altijd worstelt met de gevolgen van het handelen van de verdachte.
De verdachte heeft op de terechtzitting zijn excuses aan het slachtoffer aangeboden en heeft laten blijken in te zien dat hij destijds niet op deze manier had mogen handelen. De rechtbank benoemt dat de bewezen strafbare feiten ook voor de verdachte zelf veel impact hebben gehad, onder meer resulterend in een tuchtrechtelijke veroordeling. De verdachte is ook daarna gestopt als handbalcoach. Hij heeft naar aanleiding van de verdenkingen hulp gezocht en heeft nog steeds gesprekken met een psycholoog.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 maart 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportage reclassering
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 april 2025. Uit het rapport volgt dat de verdachte een steunende partnerrelatie, een gezin, huisvesting en een stabiele baan heeft. Er zijn geen problemen met middelengebruik. Naar aanleiding van de tenlastelegging, heeft hij zelfstandig hulp gezocht bij de huisarts en een psychosociaal therapeut. Er waren zorgen over het gedrag en de sociale vaardigheden van de verdachte ten tijde van de tenlastelegging. In hoeverre dit een seksuele motivatie had of vanuit onzekerheid voortkwam blijft onduidelijk, maar in ieder geval geldt dat de verdachte onvoldoende heeft stilgestaan bij de gevoelens van de aangeefster. Op dit moment is geen sprake van actuele problematiek bij de verdachte. De kans op recidive lijkt laag en er worden geen afwijkende (seksuele) gedragingen gezien waarvoor interventies geïndiceerd zijn. Gelet op het voorgaande ziet de reclassering geen noodzaak tot verdere begeleiding of behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een veroordeling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de bewezen feiten, maar ook rekening houdend met de tijd die verstreken is sinds de bewezen feiten en met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, acht de rechtbank met de officier van justitie de oplegging van een taakstraf passend. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn die bij de vervolging en berechting in acht genomen dient te worden genomen (in beginsel niet meer dan twee jaar), is overschreden. Bij bepaling van de strafmaat wordt hiermee rekening gehouden. De rechtbank zal een lagere taakstraf opleggen dan geëist door de officier van justitie, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt. De rechtbank ziet, in lijn met het advies van de reclassering, geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel en het daarbij opleggen van bijzondere voorwaarden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Vordering benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] , bijgestaan door mr. P.R. Hogerbrugge. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 11.349,36 aan materiële schade en een bedrag van € 10.000,-- als vergoeding voor immateriële schade.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De vordering ten aanzien van de materiële schade ter zake de zorgkosten is toewijsbaar tot een bedrag van € 2.500,--. Voor het meerdere daarvan geldt dat lastig is in te schatten welke kosten het gevolg zijn van het handelen van de verdachte en welke kosten zijn ontstaan door andere ingrijpende gebeurtenissen in het leven van de benadeelde partij. De post ‘gemiste inkomsten onregelmatigheidstoeslag’ staat in een te ver verwijderd verband van het bewezenverklaarde. De benadeelde partij dient ten aanzien van het resterende deel van de materiële vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ter zake van de immateriële schade is een bedrag van € 5.000,-- toewijsbaar en dient de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard. Verder kunnen de gevorderde wettelijke rente en het verzoek tot oplegging van de schadevergoedings-maatregel worden toegewezen.
8.3.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de materiële schade geldt dat uit de vordering geen causaal verband blijkt tussen de psychische en fysieke klachten van de benadeelde partij en de verweten handelingen van de verdachte. Deze strafzaak leent zich er niet voor om een schadebedrag vast te stellen omdat onvoldoende duidelijk is welke schade de benadeelde partij heeft geleden ten gevolge van het handelen van de verdachte en welke schade door een andere oorzaak is ontstaan. Nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Om die reden dient niet-ontvankelijkheid te volgen voor dit gedeelte van de vordering.
Voor de verzochte immateriële schade geldt dat dit deel van de vordering moet worden gematigd. De inbreuk op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij is beperkt gebleven en uit haar verklaringen blijkt dat zij 16 jaar oud was ten tijde van de ontuchtige handelingen, en dus niet 14 of 15 jaar zoals in de vordering is gesteld. Gelet op Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven en de relevante jurisprudentie wordt verzocht de immateriële schade te matigen tot € 1.500,--.
8.4.
Beoordeling
Materiële schade
De materiële schade bestaat uit zorgkosten vanaf 2017 tot en met 2024 en uit mislopen van de onregelmatigheidstoeslag. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in dit gedeelte van de vordering. Het causale verband tussen de gevorderde materiële schade en de strafbare feiten is, mede in het licht van andere ingrijpende gebeurtenissen in het leven van de benadeelde partij, in deze strafprocedure niet voldoende komen vast te staan. Een correcte beoordeling daarvan vereist nader onderzoek dat het strafgeding onevenredig zou belasten.
Immateriële schade
Door de benadeelde partij is gesteld dat zij lichamelijk en psychisch leed heeft ondervonden en nog steeds ondervindt ten gevolge van de ten laste gelegde feiten. Zij heeft te kennen gegeven dat haar seksuele ontwikkeling is verstoord en dat zij psychische hulp heeft moeten vragen om met haar trauma’s om te gaan. De rechtbank merkt op dat de ernst van de normschendig en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij maken dat een vergoeding van immateriële schade mogelijk is, onafhankelijk van de vraag of sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. In algemene zin is in zedenzaken een aantasting van de persoon een gegeven.
De rechtbank zal naar maatstaven van billijkheid daarom een vergoeding van € 1.500,--toekennen voor de geleden immateriële schade. Daarbij is rekening gehouden met de aard en ernst van de bewezen feiten, de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen en de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Voor het overige zal de benadeelde partij ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
8.5.
Conclusie en schadevergoedingsmaatregel
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.500,--. vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. De vordering is voor het overige niet-ontvankelijk en kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 248a en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezen,dat de verdachte de onder 1 en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
76 (zesenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
38 (achtendertig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 1.500,- (zegge: duizendvijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 1.500,-(hoofdsom,
zegge duizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en H.C. van Vuren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
1 januari 2011 tot en met 26 januari 2014
te Rotterdam
ontucht heeft gepleegd met
zijn pupil en/of aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996,
bestaande die ontucht hierin dat hij meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer]
- heeft betast bij de borsten en billen en/of de vagina
- heeft gezoend op de mond
- zijn penis heeft laten betasten;
2
hij
in of omstreeks de periode 01 januari 2011 tot en met 26 januari 2012
te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
met zijn pupil en/of een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] -1996, die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen;
3
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 januari 2011 tot en met 26
januari 2012
te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
met zijn pupil en/of een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige
[slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal vragen aan die [slachtoffer] om via de ingeschakelde webcam en aldus zichtbaar voor hem, verdachte, om haar borsten te tonen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
01 januari 2011 tot en met 26 januari 2014
te Rotterdam, in elk geval in Nederland
een of meermalen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten
- het leeftijdsverschil (10 jaren) en/of
- de positie van hem, verdachte als handbalcoach en/of
- wetende dat die [slachtoffer] een kwetsbaar persoon was (kort na het overlijden van haar vader),
een persoon, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996 waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het tonen van haar (ontblote) borsten via de ingeschakelde webcam aan hem verdachte, te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden.