ECLI:NL:RBROT:2025:5584

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
11623118 VV EXPL 25-181
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning na beëindiging huurovereenkomst met betalingsachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en twee gedaagden. De eiser, woonachtig in Amersfoort, had een woning verhuurd aan de gedaagden op basis van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd, die eindigde op 31 januari 2025. De eiser heeft de gedaagden per aangetekende post op de hoogte gesteld van de beëindiging van de huurovereenkomst, maar de gedaagden hebben de woning niet verlaten. De eiser vorderde daarom ontruiming van de woning, alsook betaling van een betalingsachterstand van € 10.955,-. De gedaagden zijn niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst op 31 januari 2025 was geëindigd en dat de gedaagden zonder recht of titel gebruik maakten van de woning. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de achterstand en een gebruiksvergoeding van € 1.477,- per maand tot de ontruiming. Daarnaast werden de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van incassokosten en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11623118 VV EXPL 25-181
datum uitspraak: 15 mei 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: Amersfoort,
eiser,
gemachtigde: [naam 1],
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2],
woonplaats: Schiedam,
gedaagden,
die niet zijn verschenen.
Eisende partij wordt hierna ‘ [eiser] ’ genoemd. Gedaagde partijen worden hierna afzonderlijk ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ en gezamenlijk ‘ [gedaagden] ’ genoemd. a

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 14 april 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 1 mei 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [naam 2] namens [eiser] met mr. K.D. Staat namens zijn gemachtigde. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn niet verschenen. Tegen hen is verstek verleend.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiser] heeft aan [gedaagden] de woning aan [adres] (hierna: de woning) verhuurd op basis van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd (maximaal twee jaar). De huur was € 1.477,- per maand. In de huurovereenkomst is opgenomen dat deze ingaat op 16 februari 2023 en eindigt op 31 januari 2025. [eiser] heeft op 19 november 2024 aan [gedaagden] per aangetekende post de aanzegging
gedaan dat de huurovereenkomst op 31 januari 2025 eindigt. [gedaagden] hebben de woning na het einde van de huurovereenkomst niet verlaten. [eiser] stelt dat zij zonder recht of titel in de woning wonen, omdat de huurovereenkomst is geëindigd. Hij vordert daarom in deze procedure dat [gedaagden] de woning alsnog ontruimen. Volgens [eiser] is er tot en met mei 2025 ook een betalingsachterstand van € 10.955,-. Hij eist dat [gedaagden] die achterstand met bijkomende kosten betalen. Verder wil [eiser] dat zij de gebruiksvergoeding die net zo hoog is als de huur aan hem betalen totdat de woning is ontruimd.
3. De beoordeling
3.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van [eiser] volgt dat deze spoed aanwezig is, zodat hij ontvankelijk is in zijn vordering. [gedaagden] hebben de vordering niet betwist, nu zij niet zijn verschenen in de procedure. De vordering wordt toegewezen omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond lijkt (artikel 139 Rv).
Ontruiming
3.2.
Omdat de huurovereenkomst op 31 januari 2025 is geëindigd en [gedaagden] daarmee zonder recht of titel gebruik maken van de woning worden zij veroordeeld om de woning te ontruimen. Dat moet binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis.
Betalingsachterstand
3.3.
[eiser] heeft gesteld dat de betalingsachterstand tot en met mei 2025 € 10.955,- bedraagt. Ivanova c.s. hebben dit niet weersproken. Zij worden dan ook hoofdelijk veroordeeld om dat bedrag te betalen.
Gebruiksvergoeding
3.4.
Tot en met de dag van de ontruiming moeten [gedaagden] een gebruiksvergoeding van € 1.477,- per maand betalen (artikel 7:225 BW).
Incassokosten
3.5.
De incassokosten van € 937,81 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Rente
3.6.
De wettelijke rente wordt ook toegewezen, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagden] dat niet hebben betwist. Daarom zit in het totale bedrag dat [gedaagden] aan [eiser] moeten betalen de rente van € 133,93 die [eiser] heeft berekend tot 28 maart 2025.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten in totaal betalen:
betalingsachterstand € 10.955,00 (plus wettelijke rente vanaf 28 maart 2025 over
een bedrag van € 8.001,00)
incassokosten € 937,81
wettelijke rente
€ 133,93 +
€ 12.026,74
Proceskosten
3.7.
[gedaagden] worden hoofdelijk veroordeeld om de proceskosten te betalen, omdat zij ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagden] aan [eiser] moeten betalen op € 146,14 aan dagvaardingskosten, € 90,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 914,14. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard , omdat [eiser] dat eist (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van [eiser] te stellen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan [eiser] te betalen € 12.026,74 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 8.001,- vanaf 28 maart 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
4.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan [eiser] te betalen € 1.477,- met ingang van de maand juni 2025 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
4.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 914,14;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
53954