ECLI:NL:RBROT:2025:5587

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
ROT 24/1913
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen; geen recht op compensatie wegens verrekening

In deze zaak heeft eiseres, die compensatie heeft ontvangen op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht), beroep ingesteld tegen het besluit van de Dienst Toeslagen. Eiseres ontving € 19.326 compensatie, maar betoogde dat de Dienst Toeslagen ten onrechte geen rekening had gehouden met schade door verrekening van haar schulden met andere toeslagen. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen de op de zaak betrekking hebbende stukken correct heeft overgelegd en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en stelt vast dat de Dienst Toeslagen wel het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden, omdat eiseres recht heeft op wettelijke rente. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eiseres geen recht heeft op aanvullende compensatie voor de schade door verrekening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/1913

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2025 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. van den Ende),
en

Dienst Toeslagen

(gemachtigde: [persoon A] ).

Samenvatting

1. Eiseres heeft € 19.326 compensatie ontvangen op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Volgens haar heeft de Dienst Toeslagen ten onrechte geen rekening gehouden met de schade als gevolg van de verrekening van haar schulden met andere toeslagen. De rechtbank oordeelt anders, onder verwijzing naar een eerdere uitspraak. Ook heeft de Dienst Toeslagen de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Het beroep is ongegrond. Omdat de Dienst Toeslagen naar aanleiding van het beroep alsnog wettelijke rente aan eiseres heeft toegekend, moet de Dienst Toeslagen wel het griffierecht en de proceskosten vergoeden.

Procesverloop

2. Met het besluit van 22 september 2022 heeft de Dienst Toeslagen € 16.651 compensatie toegekend aan eiseres op grond van de Wht.
2.1.
Met het besluit van 4 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 22 september 2022 gegrond verklaard en de compensatie verhoogd naar € 19.326.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
Geen van de partijen heeft, nadat zij zijn gewezen op hun recht op een zitting te worden gehoord, verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres heeft op 4 februari 2021 een aanvraag gedaan voor compensatie op grond van de Wht. [2]
3.1.
Met het besluit van 30 april 2021 heeft de Dienst Toeslagen na een eerste zorgvuldige beoordeling (de lichte toets) vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor het forfaitair bedrag van € 30.000 op grond van artikel 2.7 van de Wht.
3.2.
Na de integrale beoordeling heeft de Dienst Toeslagen vastgesteld dat eiseres recht heeft op compensatie. In de vooraankondiging van 16 september 2022 heeft de Dienst Toeslagen vastgesteld dat eiseres nu wel in aanmerking komt voor het forfaitaire bedrag van € 30.000 op grond van artikel 2.7 van de Wht. Vervolgens heeft de Dienst Toeslagen met het besluit van 22 september 2022 € 16.651 compensatie toegekend aan eiseres. Met het bestreden besluit heeft de Dienst Toeslagen de compensatie verhoogd naar € 19.326.
3.3.
Met het besluit van 5 februari 2025 heeft de Dienst Toeslagen vastgesteld dat eiseres recht heeft op wettelijke rente. Het forfaitaire bedrag van € 30.000 had binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten worden betaald, [3] maar eiseres heeft dit pas op 5 september 2022 ontvangen. De Dienst Toeslagen heeft de verschuldigde wettelijke rente op 17 februari 2025 betaald.
Heeft eiseres recht op compensatie als gevolg van verrekeningen?
4. Eiseres betoogt dat de Dienst Toeslagen bij het verrekenen van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 en 2012 ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet. De Dienst Toeslagen heeft in 2012 kinderopvangtoeslag die eiseres moest terugbetalen, verrekend met de zorgtoeslag van eiseres. Volgens eiseres heeft deze handelwijze ertoe geleid dat zij in ernstige financiële problemen terecht is gekomen.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het systeem van de Wht en uit de wetsgeschiedenis [4] dat het compensatiebedrag, waarvan de hoogte dwingendrechtelijk en forfaitair wordt bepaald op grond van de artikelen 2.2 en 2.3 van de Wht, ook geacht moet worden betrekking te hebben op eventuele schade door verrekening van toeslagschulden in latere toeslagjaren. [5] Het enkele feit dat in een bepaald toeslagjaar verrekening is toegepast, kan niet tot compensatie voor dat toeslagjaar leiden. Een ouder die recht heeft op compensatie en meent dat meer schade is geleden, kan een aanvraag doen om aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. [6] Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de Dienst Toeslagen de op de zaak betrekking hebbende stukken overlegd?
5. Eiseres betoogt dat zij zonder haar volledige persoonlijke dossier niet kan beoordelen of de Dienst Toeslagen de hoogte van de compensatie juist heeft vastgesteld. Volgens haar is geen sprake van
equality of armsals bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Het systeem van de Belastingtelefoon en de netwerkschijven van de Dienst Toeslagen zouden mogelijk relevante informatie bevatten.
5.1.
De rechtbank oordeelt als volgt. De Dienst Toeslagen heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Deze stukken onderbouwen het besluit zoals dat is genomen. Er is dus geen sprake van een motiveringsgebrek of zorgvuldigheidsgebrek. [7] Hieruit volgt dat zowel eiseres als de Dienst Toeslagen beschikken over de stukken waarop het bestreden besluit is gebaseerd. Daarmee is voldaan aan het beginsel van
equality of arms. De algemene stelling dat andere systemen mogelijk relevante informatie bevatten, is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de stukken waarop het bestreden besluit is gebaseerd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiseres recht op wettelijke rente over het forfaitaire bedrag?
6. Eiseres betoogt dat de Dienst Toeslagen ten onrechte geen wettelijke rente heeft betaald over het forfaitaire bedrag van € 30.000. Met het besluit van 5 februari 2025 heeft de Dienst Toeslagen de verschuldigde wettelijke rente alsnog aan eiseres toegekend. Omdat het besluit tot toekenning van het forfaitaire bedrag is vastgelegd in de vooraankondiging van 16 september 2022 over de compensatie, beschouwt de rechtbank het besluit van 5 februari 2025 in dit geval als een nader besluit in de zin van artikel 6:19 van de Awb. Dat betekent dat de beroepsgrond niet slaagt, omdat de Dienst Toeslagen aan eiseres tegemoet is gekomen. De Dienst Toeslagen moet wel het griffierecht en de proceskosten van eiseres vergoeden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
8. De Dienst Toeslagen moet het griffierecht vergoeden. De rechtbank veroordeelt de Dienst Toeslagen daarnaast in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51 aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt de Dienst Toeslagen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 907.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Huisman, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 9.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wht, werkt artikel 2.1, eerste lid, van de Wht met betrekking tot een aanvraag op grond van dat artikel terug tot en met 26 januari 2021.
3.Artikel 6.9, derde lid, van de Wht.
5.Rb. Rotterdam 27 januari 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:1081, r.o. 5.
6.Artikel 2.1, derde lid, van de Wht.
7.Artikel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb.