ECLI:NL:RBROT:2025:5588
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake eindafrekening zorgpremie
In deze zaak heeft de verzoeker, een inwoner van [plaatsnaam], een eindafrekening voor zorgpremie ontvangen van het Centraal Administratiekantoor (CAK) op 25 april 2024. Het CAK heeft bij besluit van 3 oktober 2024 bevestigd dat de verzoeker € 1.905,36 moet betalen. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest voor incassokosten terwijl de beroepsprocedure nog loopt.
De voorzieningenrechter, mr. G.A. Bouter-Rijksen, heeft op 28 april 2025 het verzoek behandeld. Tijdens de zitting heeft de verzoeker aangevoerd dat er verschillende procedures lopen en dat hij incassokosten wil voorkomen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van spoedeisend belang. Hij heeft niet kunnen bewijzen dat hij in een financiële noodsituatie verkeert en dat hij rekeningen niet kan betalen.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat er geen evident onrechtmatig besluit is vastgesteld. De verzoeker kan later, indien nodig, een verzoek om schadevergoeding indienen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. H. Sabanovic, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.