Deze uitspraak betreft het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak van verzoeker, die een bijstandsuitkering heeft aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee heeft de aanvraag afgewezen op de grond dat verzoeker samen met zijn partner een gezamenlijke huishouding vormt en daarom de aanvraag samen met haar moet indienen. Verzoeker is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft op 28 april 2025 de zaak behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. Tijdens de zitting is gebleken dat verzoeker inmiddels een bijstandsuitkering is toegekend per 12 maart 2025, maar hij is het niet eens met de ingangsdatum. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een financiële noodsituatie is die een spoedeisend belang rechtvaardigt voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, in aanwezigheid van griffier mr. H. Sabanovic, en is openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.