ECLI:NL:RBROT:2025:5591
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen schorsing van school
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 mei 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker behandeld. De verzoeker, geschorst van school, heeft bezwaar gemaakt tegen deze schorsing en verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, de verzoeker heeft het griffierecht niet tijdig betaald, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De voorzieningenrechter legt uit dat volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, waardoor er geen inhoudelijke beoordeling plaatsvindt. De griffier had de verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht van € 194,- te betalen binnen twee weken na dagtekening van de aangetekende brief. De verzoeker heeft echter geen tijdige betaling gedaan, en er is geen verontschuldigbare reden voor deze termijnoverschrijding aangetoond. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.