ECLI:NL:RBROT:2025:5642

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
C/10/695193 / JE RK 25-414, C/10/695198 / JE RK 25-415 en C/10/695969 / JE RK 25-512
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige

Op 19 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken van de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2009. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd voor de duur van een jaar en een machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend van 8 april 2025 tot 1 mei 2025. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over het welzijn en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige], die momenteel verblijft op een gesloten groep bij Schakenbosch. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot gesloten jeugdhulp, omdat [voornaam minderjarige] zich ernstig verward gedraagt en niet in aanmerking komt voor een crisisopname in een psychiatrische kliniek. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn niet verschenen op de zitting, maar zijn wel opgeroepen. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI inhoudelijk behandeld en de machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend, terwijl het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen. De kinderrechter heeft de GI verzocht om voor de volgende zitting te rapporteren over de stand van zaken en de verdere stappen voor [voornaam minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/695193 / JE RK 25-414, C/10/695198 / JE RK 25-415 en C/10/695969 / JE RK 25-512
Datum uitspraak: 19 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp en verlenging ondertoezichtstelling
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] ,
advocaat: mr. L.A. Middelkoop, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 26 februari 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 27 februari 2025, ingeschreven onder zaaknummer C/10/695193 / JE RK 25-414;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 26 februari 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 27 februari 2025, ingeschreven onder zaaknummer C/10/695198 / JE RK 25-415;
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 12 maart 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken, ingeschreven onder zaaknummer C/10/695969 / JE RK 25-512;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 13 maart 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 14 maart 2025;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 18 maart 2025 , binnengekomen bij de rechtbank op 19 maart 2025, nadat de zitting had plaatsgevonden.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • mr. G.H. Booij, onder supervisie van mr. L.A. Middelkoop;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [persoon A] .
1.3.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft op een gesloten groep bij Schakenbosch.
2.3.
Bij beschikking van 8 april 2024 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 8 april 2025.
2.4.
Bij beschikking van 12 februari 2025 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 8 april 2025.
2.5.
Bij beschikking van 12 maart 2025 heeft de kinderrechter met spoed een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] verleend tot 8 april 2025. Het overig verzochte is aangehouden.

3.De (aangehouden) verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/695193 / JE RK 25-414
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar.
Het verzoek met zaaknummer C/10/695198 / JE RK 25-415
3.2.
De GI verzoekt een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] te verlenen voor de duur van zes maanden.
Het aangehouden verzoek met zaaknummer C/10/695969 / JE RK 25-512
De GI heeft verzocht met spoed een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] te verlenen voor de duur van vier weken en aansluitend een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] te verlenen voor de duur van zes maanden. Bij beschikking van 12 maart 2025 is reeds een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] verleend voor de duur van vier weken, te weten tot 8 april 2025. Er resteert nog een beslissing op de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] voor de aansluitende duur van zes maanden.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft de verzoeken tijdens de mondelinge behandeling, voor zover deze zien op het verlengen van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar en het verlenen van een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor de aansluitende duur van zes maanden, met ingang van 8 april 2025. Er bestaan forse zorgen om het welzijn en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] gedraagt zich ernstig verward. Het is niet mogelijk om met haar een gesprek te voeren, omdat zij schreeuwt en onsamenhangende antwoorden geeft. Ook ruikt zij naar ontlasting. De zorgen om [voornaam minderjarige] zijn inmiddels dusdanig groot, dat zij in een extra beveiligde kamer verblijft. Het crisisteam heeft [voornaam minderjarige] inmiddels driemaal gezien. Ondanks de zorgen om [voornaam minderjarige] , hebben zij beoordeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een crisisopname in een psychiatrische kliniek. Waarom zij daar niet voor in aanmerking komt en wat de motivering daarvan is, is niet duidelijk. Hierdoor is het niet mogelijk om [voornaam minderjarige] naar een passende plek binnen de jeugdpsychiatrie over te plaatsen. Hoewel Schakenbosch aangeeft dat zij ook niet meer in de behoeften van [voornaam minderjarige] kunnen voorzien, is haar verblijf op de gesloten groep daarom op dit moment de enige optie. Inmiddels heeft de gedragswetenschapper daarom voor het verlenen van de machtiging tot gesloten jeugdhulp van [voornaam minderjarige] , op aanvraag van de kinderrechter, een instemmingsverklaring gebaseerd op feitelijk onderzoek naar [voornaam minderjarige] overlegd. De GI hoopt dat [voornaam minderjarige] de aankomende periode enigszins stabiliseert. In de tussentijd is het mogelijk dat Intensieve Begeleiding Thuis (hierna: het IBT) voor [voornaam minderjarige] bij Schakenbosch langskomt, om te beoordelen of, en zo ja welke medicatie voor [voornaam minderjarige] nodig is. Wanneer de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] niet wordt verleend, bestaat het risico dat het crisisteam alsnog geen psychose of een acuut ernstig nadeel bij [voornaam minderjarige] herkent en dat [voornaam minderjarige] wordt teruggeplaatst bij de vader. Dit zou zeer onwenselijk zijn.
4.2.
Mr. L.A. Middelkoop brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. De verwarde toestand waarin [voornaam minderjarige] zich bevindt, is sinds de verlening van de machtiging tot gesloten jeugdhulp niet verbeterd. De zorgen om haar welzijn en ontwikkeling worden enkel groter. [voornaam minderjarige] is door Schakenbosch niet meer te handhaven. Zij hebben niet de juiste kennis en kunde om haar te behandelen. Het is van belang dat [voornaam minderjarige] zo snel mogelijk terecht kan bij specialistische jeugdpsychiatrie. De reguliere aanvraag voor opname in de jeugdpsychiatrie is al eerder gedaan, maar hiervoor geldt een lange wachtlijst. Echter, de crisisdienst heeft beoordeeld dat haar situatie op dit moment niet acuut genoeg is om haar met spoed in de jeugdpsychiatrie op te nemen. Zolang voor [voornaam minderjarige] via een machtiging tot gesloten jeugdhulp een plek bij Schakenbosch beschikbaar blijft, zal dit vermoedelijk zo blijven. Binnen de jeugdpsychiatrie zijn namelijk te weinig plekken beschikbaar en op deze manier blijft Schakenbosch een zorgplicht behouden. Mr. L.A. Middelkoop verzoekt de kinderrechter om de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] te verlenen voor een kortere periode dan is verzocht, zodat in de tussentijd kan en moet worden bekeken op welke manier voor [voornaam minderjarige] wel een plek binnen de jeugdpsychiatrie beschikbaar komt.

5.De beoordeling

5.1.
Voordat de kinderrechter toekomt aan de inhoudelijke behandeling van de verzoeken van de GI, constateert zij dat het verzoek van de GI met zaaknummer C/10/695198 / JE RK 25-415, inhoudende dat wordt verzocht een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] te verlenen voor de duur van zes maanden, inmiddels is ingehaald door zaaknummer C/10/695969 / JE RK 25-512, waarin reeds een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] is verleend. De kinderrechter zal daarom enkel de verzoeken met zaaknummers C/10/695969 / JE RK 25-512 en C/10/695193 / JE RK 25-414 inhoudelijk behandelen, en het verzoek met zaaknummer C/10/695198 / JE RK 25-415 afwijzen.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er ernstige zorgen bestaan om het welzijn en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Op dit moment is de situatie dusdanig ernstig, dat Schakenbosch niet meer kan voorzien in de behoeften van [voornaam minderjarige] . De kinderrechter is van oordeel dat een jeugdinstelling - zowel open als gesloten - voor [voornaam minderjarige] op dit moment niet passend is. Het is van belang dat voor [voornaam minderjarige] zo snel mogelijk psychiatrische hulpverlening wordt ingezet en dat zij wordt overgeplaatst naar een plek passend bij haar problematiek, zoals een plek binnen de jeugdpsychiatrie. Hiertoe is een crisismachtiging dan wel een zorgmachtiging nodig. In de tussentijd is het van belang dat de veiligheid van [voornaam minderjarige] zo veel mogelijk wordt gewaarborgd, door haar verblijf op de gesloten groep van Schakenbosch te continueren en ervoor te zorgen dat de GI betrokken blijft.
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar. [1] Ook zal zij een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] verlenen, met ingang van 8 april 2025 tot 1 mei 2025 en het overig verzochte aanhouden tot de hierna te noemen zittingsdatum. [2] De kinderrechter verwacht dat in de tussentijd stappen worden gezet om voor [voornaam minderjarige] een passende plek binnen de jeugdpsychiatrie te vinden, daar op dit moment een verblijf binnen een gesloten instelling niet de geeigende plek is.
5.4.
Gelet op de beslissing inzake de machtiging tot gesloten jeugdhulp van [voornaam minderjarige] komt de kinderrechter niet meer toe aan de beoordeling van het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen uitvoerbaar bij voorraad. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
De kinderrechter verzoekt de GI om
uiterlijk twee wekenvoor de hierna te noemen zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. L.A. Middelkoop) te rapporteren over de stand van zaken en aan te geven of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/695193 / JE RK 25-414
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 8 april 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het overig verzochte af;
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/695198 / JE RK 25-415
6.4.
wijst het verzoek af;
Ten aanzien van het aangehouden verzoek met zaaknummer C/10/695969 / JE RK 25-512
6.5.
verleent een machtiging om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 8 april 2025 tot 1 mei 2025;
en alvorens verder te beslissen:
6.6.
houdt de behandeling voor het overig verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, [voornaam minderjarige] en mr. L.A. Middelkoop zal plaatsvinden op
24 april 2025 om 10:15 uur, in het gerechtsgebouw te
Rotterdam, Wilhelminaplein 100-125;
6.7.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M.C. Woudstra, kinderrechter;
6.8.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en mr. L.A. Middelkoop;
6.9.
gelast de oproeping van [voornaam minderjarige] tegen voornoemde zittingsdatum en tijdstip;
6.10.
verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de genoemde zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. L.A. Middelkoop) de verzochte briefrapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025 door mr. M.A. van der Laan-Kuijt, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 27 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) jo. artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 6.1.2, tweede lid van de Jeugdwet (Jw).