ECLI:NL:RBROT:2025:5660

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
ROT 25/3324
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake opvang in hub-locatie voor gezin met kinderen

Op 9 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, een gezin uit Dordrecht, een voorlopige voorziening vroegen met betrekking tot hun opvang in een hub-locatie. De verzoekers zijn het niet eens met het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht, dat hen opvang biedt in een hub-locatie onder bepaalde voorwaarden. Verzoekers stellen dat deze opvang hen belemmert in het samen zijn met hun kinderen, die momenteel bij pleeggezinnen verblijven. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekers momenteel onderdak hebben in de hub-locatie en dat er andere belemmeringen zijn voor de hereniging met hun kinderen, naast het ontbreken van passende woonruimte. De voorzieningenrechter heeft ook verwezen naar een beschikking van de kinderrechter van 14 februari 2025, waarin de ondertoezichtstelling van de kinderen is verlengd en waarin is vastgesteld dat er meer duidelijkheid en rust moet komen voor een langere periode. De voorzieningenrechter concludeert dat het college van burgemeester en wethouders zich inspant om passende huisvesting voor verzoekers te vinden, rekening houdend met de pleegzorgsituatie van de kinderen. Gelet op deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/3324

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 mei 2025 in de zaak tussen

[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] , uit Dordrecht, verzoekers

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht, het college

(gemachtigden: [persoon A] en [persoon B] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over een besluit tot opvang in een zogenoemde hub-locatie onder voorwaarden. Verzoekers zijn het hier niet mee eens. Zij stellen zich op het standpunt dat zij hierdoor niet samen met hun kinderen kunnen worden opgevangen.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 10 maart 2025 heeft het college bepaald dat verzoekers worden opgevangen op een hub-locatie voor een periode van twee weken, waarna deze opvang kan worden verlengd. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, bijgestaan door tolk E.G. Reinink, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Met het bestreden besluit heeft het college bepaald dat verzoekers worden opgevangen op een hub-locatie voor een periode van twee weken, vanaf 10 maart 2025. Na deze periode wordt gekeken of dit met twee weken wordt verlengd. In het besluit staat verder dat verzoekers op deze locatie kunnen verblijven totdat ze worden geplaatst in een definitieve opvanglocatie, mits verzoekers zich houden aan de gemaakte afspraken:
- geen alcohol- en drugsgebruik;
- geen fysiek geweld naar elkaar en anderen;
- kamer dient opgeruimd en hygiënisch te zijn;
- verblijf is uitsluitend op de hub en niet de ruimtes op Crownpoint;
- verzoekers dienen zich aan de huisregels te houden die er binnen het gebouw gelden;
- bezoek ontvangen uitsluitend na overleg met locatiemanagement.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. Verzoekers zijn het niet eens met het bestreden besluit. De opvang in de hub is ongeschikt. De kinderen van verzoekers verblijven bij pleeggezinnen. Het is voor verzoekers niet duidelijk wat zij moeten doen om hun kinderen terug te krijgen. Zij hebben eenmaal per week op maandag omgang met de kinderen. Verzoekers hebben recht op een fatsoenlijk onderkomen met respect voor hun gezinsleven. Het is aan het college om een fatsoenlijk onderkomen te bieden waar de nodige zorg voor de kinderen kan worden opgestart en waarin de kinderen veilig kunnen worden teruggeplaatst. Dit om onherstelbare schade te voorkomen. [1] Verzoekers verzoeken de voorzieningenrechter om per direct een voorziening te treffen tot een kindvriendelijke opvang met specifieke hulp en ondersteuning. [2]
Spoedeisend belang
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te beoordelen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld. Verzoekers voeren hiertoe aan dat, gelet op het tijdsverloop, onherstelbare schade dreigt. Voor verzoekers moet perspectief worden geboden om het gezin te kunnen herenigen.
6. Het college stelt zich op het standpunt dat het spoedeisend belang is komen te vervallen omdat de jeugdbeschermer op 15 april 2025 heeft laten weten dat inmiddels een perspectiefbesluit is genomen en dat niet meer wordt teruggewerkt naar thuisplaatsing van de kinderen. Dat betekent volgens het college dat ook indien verzoekers op korte termijn over zelfstandige woonruimte zouden beschikken, dat niet automatisch zal leiden tot terugplaatsing van de kinderen.
7. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekers de wens hebben om herenigd te worden met hun kinderen. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang waardoor de beslissing in de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. Verzoekers hebben momenteel onderdak in een hub-locatie. Uit de stukken is verder gebleken dat passende woonruimte op dit moment niet de enige belemmering voor hereniging van het gezin is. Op de zitting is een beschikking van de kinderrechter van 14 februari 2025 overgelegd, waarin de ondertoezichtstelling van de vijf kinderen van verzoekers en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een voorziening voor pleegzorg zijn verlengd. De kinderrechter oordeelt daarin dat het van belang is dat er duidelijkheid en meer rust komt voor een langere periode en dat onder meer de (on)mogelijkheden van de ouders om tegemoet te komen aan de opvoedbehoeften van de kinderen worden onderzocht, om duidelijkheid te verkrijgen of, en zo ja, wanneer, de kinderen terug kunnen keren naar de ouders. Weliswaar hebben verzoekers verklaard tegen deze uitspraak hoger beroep te hebben ingesteld, maar op dit moment moet worden uitgegaan van deze beschikking. Het college heeft aangegeven voor verzoekers op zoek te zijn naar passende huisvesting in de Drechtsteden. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de pleegzorgsituatie waarin de kinderen van verzoekers (die ook in de Drechtsteden verblijven) zich momenteel bevinden. Het college heeft bij de uitvraag naar woonruimte uitdrukkelijk gevraagd naar een optie om er een tweede kamer bij te betrekken, mochten de kinderen teruggeplaatst worden bij verzoekers. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter ook niet gebleken dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Daargelaten of de voorzieningenrechter de door verzoekers gevraagde voorziening (alternatieve opvang zoals bedoeld in artikel 3 van de RooO) wel kan treffen in deze procedure (die is gericht op het bestreden besluit), ziet de voorzieningenrechter in wat hiervoor is overwogen aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verzoekers verwijzen hierbij naar artikel 6, tweede lid onder a, van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO).
2.Op basis van de artikelen 3, onder b en 15, derde lid, van de RooO.