ECLI:NL:RBROT:2025:5663

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
C/10/697290 / JE RK 25-678
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor medische behandeling van minderjarigen in het kader van kindermishandeling

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 11 april 2025, wordt het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om vervangende toestemming voor de medische behandeling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], afgewezen. De kinderrechter behandelt de zaak met betrekking tot de zorgen over de gezondheid en ontwikkeling van de kinderen, die in een pleeggezin verblijven. De GI verzoekt om toestemming voor het inzetten van het Goofyspreekuur, naar aanleiding van signalen van kindermishandeling of seksueel misbruik die zijn geconstateerd tijdens een Touch Survey bij [minderjarige 2].

Tijdens de zitting op 11 april 2025 zijn de ouders en pleegouders niet verschenen, ondanks dat zij correct waren opgeroepen. De kinderrechter overweegt dat de GI onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de inzet van het Goofyspreekuur noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de kinderen af te wenden. Er zijn twijfels over de geldigheid van de Touch Survey en de kinderrechter merkt op dat er minder ingrijpende onderzoeksmethoden beschikbaar zijn, zoals een NICHD-interview. De kinderrechter wijst het verzoek van de GI af en adviseert hen om samen met de ouders en pleegouders te kijken naar veilige manieren om de omgang tussen de kinderen en hun familie te herstellen.

De beslissing is openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven, waarbij belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak of betekening van de beschikking in beroep kunnen gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/697290 / JE RK 25-678
Datum uitspraak: 11 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over vervangende toestemming medische behandeling
in de zaak van
de [gecertificeerde instelling],
hierna te noemen: de GI, gevestigd te [plaats 1] ,
over
[minderjarige 1],
geboren op [datum 1] 2013 in [plaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [datum 2] 2018 in [plaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats 2] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [plaats 2] ,
[pleegouder 1] en [pleegouder 2] ,
hierna te noemen: de pleegouders van [minderjarige 1] , wonende in [plaats 2] ,
[pleegouder 3] en [pleegouder 4],
hierna te noemen: de pleegouders van [minderjarige 2] , wonende in [plaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 4 april 2025, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordiger van de GI, [vertegenwoordiger] ;
  • de pleegvader van [minderjarige 1] ;
  • de pleegmoeder van [minderjarige 2] .
1.3.
De vader, de moeder, de pleegvader van [minderjarige 1] en de pleegmoeder van [minderjarige 2] zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat zij wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven afzonderlijk van elkaar in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 20 januari 2025 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 16 februari 2026. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 16 februari 2026.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt vervangende toestemming te verlenen voor de noodzakelijke medische behandeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.2.
De GI verduidelijkt het verzoek tijdens de mondelinge behandeling, in die zin dat de noodzakelijke medische behandeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ziet op de inzet van het Goofyspreekuur. Er bestaan zorgen om het welzijn en de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , doordat vanuit de Touch Survey die bij [minderjarige 2] heeft plaatsgevonden signalen van kindermishandeling of seksueel misbruik zijn geconstateerd. Het is van belang dat deze signalen zorgvuldig worden onderzocht. De GI volgt hierin – in ieder geval met betrekking tot [minderjarige 2] - het advies van de betrokken arts die de Touch Survey heeft afgenomen. Het is in dit kader van belang dat voor haar het Goofyspreekuur kan worden ingezet. Met betrekking tot [minderjarige 1] is het afnemen van een NICHD-interview wellicht voldoende. Met betrekking tot allebei de kinderen is het in ieder geval van belang dat er meer duidelijkheid komt.

4.De standpunten

4.1.
Door de pleegvader van [minderjarige 1] wordt tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De pleegvader van [minderjarige 1] begrijpt dat bij concrete en feitelijk onderbouwde zorgen om de (seksuele) veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zorgvuldig onderzoek nodig zou zijn vanuit de GI, maar van zulke zorgen is op dit moment geen sprake. [minderjarige 2] doet vaker uitspraken die niet overeenkomen met de werkelijkheid. Daarbij heeft de pleegvader van [minderjarige 1] nooit eerder zorgelijke signalen geconstateerd. [minderjarige 1] heeft juist baat bij de band die hij met zijn ouders – vooral zijn vader – en zijn verdere familie heeft. De pleegvader van [minderjarige 1] vindt het lastig dat de GI enkel het Goofyspreekuur wil inzetten, terwijl ook minder ingrijpende mogelijkheden bestaan om de situatie verder te onderzoeken. Zo kan een NICHD-onderzoek worden afgenomen. Dit onderzoek kan voor [minderjarige 2] worden ingezet vanuit [GGZ] en [minderjarige 1] staat hiervoor op de wachtlijst bij [instelling] . Ook vindt de pleegvader van [minderjarige 1] het lastig dat de omgang tussen de kinderen, de ouders en hun verdere familie in de tussentijd volledig is stopgezet. De pleegouders hebben de afgelopen tijd hard gewerkt om een vertrouwensband met de ouders en de familie van de ouders op te bouwen. Het is van belang dat de GI niet alleen met de ouders, maar ook met de pleegouders kijkt op welke manier deze omgang alsnog kan plaatsvinden, bijvoorbeeld begeleid, bij de pleegouders thuis of dat er wel contact is met de oma van de kinderen. Sultiyano heeft er veel verdriet van dat hij zijn familie niet ziet en dat geplande uitjes niet door kunnen gaan. De pleegvader van [minderjarige 1] heeft het gevoel dat de GI met haar verzoek onvoldoende stilstaat bij deze gevolgen.
4.2.
Door de pleegmoeder van [minderjarige 2] wordt tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De pleegmoeder van [minderjarige 2] heeft naar de school en betrokken hulpverleners haar zorgen geuit, onder andere over de zindelijkheid van [minderjarige 2] en haar gedrag op school en in de taxi. Na overleg is vervolgens een Touch Survey bij [minderjarige 2] uitgevoerd bij de pleegmoeder van [minderjarige 2] thuis. [minderjarige 2] was hierbij verward en onaanspreekbaar, waardoor in eerste instantie onduidelijk was of de Touch Survey geldig was. Echter, door zorgelijke uitspraken van [minderjarige 2] over mogelijk ongewenst aanraken van haar en haar broertje door haar ouders is vervolgens toch geadviseerd om met de inzet van het Goofyspreekuur verder onderzoek te doen naar mogelijke kindermishandeling of seksueel misbruik. In de tussentijd is de omgang tussen de kinderen en de ouders, maar ook met de rest van hun familie stopgezet. De pleegmoeder van [minderjarige 2] is hiervan geschrokken, omdat [minderjarige 2] vaker uitspraken doet die niet overeenkomen met de werkelijkheid en hieraan nu grote gevolgen worden gekoppeld. Zo zorgt het onderzoek ervoor dat [minderjarige 2] meer ontregeld raakt en dat de ouders minder bereid zijn om met de pleegouders en hulpverlening samen te werken. Het is beter om de zorgen eerst via een minder ingrijpende manier te onderzoeken.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter kan vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar, indien behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er zorgen bestaan om de zindelijkheid van [minderjarige 2] en haar gedrag op school en in de taxi. Naar aanleiding van deze zorgen is een Touch Survey bij [minderjarige 2] afgenomen, waarna vervolgens is geadviseerd om voor zowel [minderjarige 2] als [minderjarige 1] het Goofyspreekuur in te zetten. Hoewel de kinderrechter goed begrijpt dat de GI de zorgen om de kinderen zorgvuldig wil onderzoeken, is de kinderrechter van oordeel dat niet vast is komen te staan dat de inzet van het Goofyspreekuur op dit moment noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de kinderen af te wenden. De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
5.3.
Door de GI wordt ter onderbouwing voor de inzet van het Goofyspreekuur verwezen naar een advies van de vertrouwensarts. Dit advies of een verklaring van de vertrouwensarts is door de GI niet overgelegd. Door de GI is naar voren gebracht dat er een Touch Survey is afgenomen, maar door de pleegmoeder van [minderjarige 2] zijn kanttekeningen geplaatst bij de geldigheid van dit onderzoek. Verder is onweersproken naar voren gebracht dat [minderjarige 2] vaker uitspraken doet die niet overeenkomen met de werkelijkheid en heeft zij eerder nooit zorgelijke uitspraken gedaan. Bij [minderjarige 1] zijn geen zorgelijke signalen geconstateerd. Daarnaast zal het deelnemen aan het Goofyspreekuur voor de kinderen ook een spannende en ingrijpende ervaring zijn. Uit de door de GI overgelegde stukken komt niet naar voren of er minder ingrijpende mogelijkheden om de situatie te onderzoeken zijn overwogen, bijvoorbeeld door middel van het afnemen van een NICHD-interview. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat dit onderzoek voor [minderjarige 2] kan worden ingezet vanuit [GGZ] en [minderjarige 1] staat hiervoor op de wachtlijst bij [instelling] .
5.4.
Dit alles maakt dat het voor de kinderrechter niet vast is komen te staan dat het Goofyspreekuur op dit moment noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de kinderen weg te nemen. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI afwijzen.
5.5.
De kinderrechter geeft in overweging aan de GI om, samen met de ouders en de pleegouders, in afwachting van de uitkomsten van het NICHD-interview te kijken op welke manier de omgang tussen de kinderen, de ouders en hun verdere familie op een veilige manier kan worden vormgegeven, zodat er wel weer contact kan zijn tussen de kinderen en hun familie.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2025 door mr. D.I. Hendriks-van Wel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 17 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.