In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging. De verdachte, geboren in 1996, had zich op 29 augustus 2020 in Hoek van Holland schuldig gemaakt aan geweld tegen een persoon, de aangever. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit noodweer, omdat de aangever hem agressief benaderde en hij zich niet kon onttrekken aan de situatie. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat de verdachte inderdaad een beroep op noodweer toekwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zijn handelen voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij, de aangever, had een schadevergoeding gevorderd, maar omdat de verdachte werd ontslagen van rechtsvervolging, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld, aangezien er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte.