ECLI:NL:RBROT:2025:5672

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
10/312892-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging na beroep op noodweer bij openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging. De verdachte, geboren in 1996, had zich op 29 augustus 2020 in Hoek van Holland schuldig gemaakt aan geweld tegen een persoon, de aangever. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit noodweer, omdat de aangever hem agressief benaderde en hij zich niet kon onttrekken aan de situatie. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat de verdachte inderdaad een beroep op noodweer toekwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zijn handelen voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij, de aangever, had een schadevergoeding gevorderd, maar omdat de verdachte werd ontslagen van rechtsvervolging, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld, aangezien er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/312892-21
Datum uitspraak: 25 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. G. Özveren, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Jacobs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Er is geen sprake van openlijke geweldpleging in vereniging. De verdachte probeerde zelfstandig een aanval van de aangever af te wenden. Hij was zich er niet van bewust dat medeverdachte [medeverdachte] de aangever vervolgens in zijn gezicht zou slaan. De verdachte reageerde hierop de-escalerend.
4.1.2.
Beoordeling
Van het in vereniging plegen van geweld is sprake, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De verdachte heeft een significante bijdrage geleverd aan het openlijk geweld door aangever een duw en een trap te geven. Het geweldsincident is met deze handelingen van de verdachte begonnen, de overige geweldshandelingen volgden elkaar meteen op. De rechtbank beschouwt deze geweldshandelingen als één geheel, de handelingen van de verdachte kunnen daar niet los van worden gezien.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 29 augustus 2020 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, op
de openbare weg, te weten de Prins Hendrikstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te
weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- duwen van die [slachtoffer] , als gevolg waarvan die [slachtoffer]
ten val is gekomen en
- tegen het gezicht, van
die [slachtoffer] te slaan, en
- meermalen trappen en/of schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

5.1.
Kwalificatie
Het bewezen feit levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
5.2.
Beroep op noodweer
5.2.1.
Standpunten verdediging en officier van justitie
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer toekomt. De aangever kwam woest op de aangever afgelopen en eerder roepen dat de aangever weg moest gaan hielp niet. De verdachte mocht zich tegen de aangever verweren.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat geen sprake is van noodweer. De verdachte heeft zich kunnen onttrekken aan de situatie door weg te lopen.
5.2.2.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat de aangever verhaal is gaan halen bij de vriendengroep na een incident eerder op de avond. De aangever kwam hierbij kwaad en in versnelde pas naar de verdachte toegelopen. Nadat de verdachte al eerder hem had toegeroepen dat hij weg moest gaan, bleef de aangever de confrontatie met de verdachte opzoeken. Hierop heeft de verdachte de aangever een duw gegeven. Toen ook dit niet effectief genoeg bleek heeft de verdachte een trap gegeven tegen het onderbeen van de aangever.
Deze door de verdachte geschetste omstandigheden vindt de rechtbank aannemelijk. De aangever heeft immers zelf verklaard dat hij heel erg boos was, dat hij verhaal kwam halen, en dat hij de vriendengroep heeft aangeroepen en in hun richting is gelopen. Ook getuige [getuige] heeft verklaard dat de aangever heel agressief op de groep kwam aflopen. Ook betrekt de rechtbank daarbij dat medewerkers van het café hebben verklaard dat de aangever eerder die avond al ‘zwaar aangeschoten’ was en dus onberekenbaar. Daarbij komt ook dat dat de verdachte wist dat de aangever bij het eerdere incident die avond geweld had gebruikt en daarbij als eerste had geslagen.
Onder die omstandigheden was sprake van een voor noodweer vereiste ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte, waartegen hij zich mocht verdedigen. De verdachte kon zich niet uit de situatie onttrekken door weg te lopen. Bij dit incident kwam de aangever immers telkens op de verdachte afgelopen, waarbij het eerder aanroepen geen effect sorteerde.
Het handelen van de verdachte voldoet tevens aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Hierbij is voor de rechtbank van belang dat niet vast is komen te staan dat verdachte degene is geweest die de klap op het linkeroog van de aangever heeft gegeven, maar alleen vast is komen te staan dat verdachte aangever heeft geduwd en een trap heeft gegeven tegen zijn been. De verdachte komt dus een beroep op noodweer toe.
5.2.3.
Conclusie
Er is een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit.
Het feit is niet strafbaar en de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: de heer [slachtoffer] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.814,07 aan materiële schade en een vergoeding van € 25.000,- aan immateriële schade.
6.1.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en dus geen straf of maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Gelet op het voorgaande zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
6.2.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. J.L. Luiten en D.H. Dongelmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 augustus 2020 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, op
of aan de openbare weg, te weten de Prins Hendrikstraat, in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te
weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- ( met kracht) duwen van die [slachtoffer] , als gevolg waarvan die [slachtoffer]
ten val is gekomen en/of
- ( meermalen) (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, van
die [slachtoffer] te stompen en/of te slaan, en/of
- ( meermalen) trappen en/of schoppen tegen/op het dijbeen, althans het
(onder)lichaam, van die [slachtoffer] ;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )