ECLI:NL:RBROT:2025:5685

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
C/10/694976 / JE RK 25-385
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 4 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008, in de zaak van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarige, die onder toezicht staan, belast zijn met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft de stukken van de gecertificeerde instelling, die op 14 februari 2025 een verzoekschrift indiende, meegenomen in de beoordeling. Tijdens de zitting, die op 4 april 2025 plaatsvond, waren de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig, terwijl de vader niet verscheen, ondanks dat hij correct was opgeroepen. De minderjarige heeft geen mening gegeven over de situatie.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige eerder in een perspectiefhuis verbleef, waar zij positieve ontwikkelingen doormaakte, maar dat haar recente verhuizing naar een nieuwe groep heeft geleid tot instabiliteit en problemen, waaronder verzuim van school en betrokkenheid bij een vechtpartij. De moeder heeft zich niet verzet tegen de verlenging van de machtiging, maar maakt zich zorgen over de schoolgang en de vrienden van de minderjarige. De kinderrechter oordeelt dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft de machtiging verlengd tot 16 oktober 2025 en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/694976 / JE RK 25-385
Datum uitspraak: 4 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 14 februari 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 24 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [naam] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij een perspectiefhuis van [naam instelling] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 september 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 16 oktober 2025. Daarnaast heeft de kinderrechter in deze rechtbank de machtiging verlengd om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 16 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De afgelopen periode heeft [minderjarige] verbleven op Schakenbosch en hier heeft zij het heel goed gedaan. Zij ging weer naar school en de incidenten zijn afgenomen. Schakenbosch zorgt voor structuur en hier heeft [minderjarige] veel baat bij. Gezien deze positieve ontwikkeling is zij naar een woongroep van [naam instelling] verhuisd om op deze manier verder aan haar zelfstandigheid te kunnen werken. Sinds de verhuizing is er bij [minderjarige] veel instabiliteit zichtbaar. Zo heeft er binnen de eerste paar dagen een incident plaatsgevonden, waarbij zij betrokken is geweest bij een vechtpartij. Verder heeft zij meer depressieve gevoelens, is zij verbaal agressief en houdt zich niet aan de regels. [minderjarige] was bijna verwijderd van de groep, maar mag gelukkig nog blijven. De GI hoopt dat er meer rust komt, zodat zij kan wennen aan haar nieuwe plek. [minderjarige] kan hier blijven tot aan haar volwassenheid en dit is ook de bedoeling. De afgelopen periode is geprobeerd om MDFT in te zetten en de ouders werkten hieraan mee, maar de ouders wilden niet langer meewerken als [minderjarige] ook niet zou meewerken, waardoor MDFT is gestopt. In het weekend kan [minderjarige] met verlof naar de ouders, maar dit verloopt moeizaam. Soms wil [minderjarige] langskomen bij de ouders als dit niet uitkomt en soms komt zij niet als zij dit wel had afgesproken. De komende periode wil de GI afspraken maken over de verlofmomenten naar de ouders. Verder wil de GI dat [minderjarige] in gesprek gaat met de psycholoog op de groep. Eerst zal er een vertrouwensband worden opgebouwd, waarna [minderjarige] kan worden behandeld.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
Ter zitting heeft de moeder zich niet verzet tegen de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing. De moeder maakt zich zorgen over [minderjarige] . [minderjarige] is op een nieuwe groep geplaatst, maar sinds zij hier is geplaatst gaat zij (bijna) niet meer naar school. De moeder vraagt zich af waar zij dan verblijft als zij eigenlijk op school moet zijn. Verder gaat zij om met haar vrienden, maar zij hebben niet het beste met [minderjarige] voor. De moeder hoopt dat [minderjarige] op deze groep leert om zelfstandig te zijn en hulp accepteert. Zij moet meer aandacht besteden aan school en minder aandacht besteden aan haar vrienden. De moeder voelt zich machteloos en hoopt dat [minderjarige] de plaatsing op de nieuwe groep volhoudt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er sprake is geweest van een positieve ontwikkeling van [minderjarige] bij Schakenbosch. Bij Schakenbosch ging [minderjarige] weer naar school en er waren er minder incidenten. [minderjarige] was gebaat bij de regels en structuur die haar daar werden geboden. Kortgeleden is [minderjarige] geplaatst bij het perspectiefhuis van [naam instelling] , zodat zij daar kan werken aan haar verdere ontwikkeling. Zij heeft hier meer vrijheden en moet hiermee leren omgaan. Deze verhuizing heeft gezorgd voor instabiliteit bij [minderjarige] . Binnen een paar dagen heeft zich het eerste heftige incident voorgedaan waarbij [minderjarige] betrokken is geweest bij een vechtpartij. Verder verzuimt [minderjarige] veel van school en gaat om met jongeren die niet het beste met haar voor hebben.
5.3.
Hoewel er zorgen zijn over [minderjarige] bij het perspectiefhuis van [naam instelling] , zijn de GI en de moeder het erover eens dat het belangrijk is dat haar plaatsing bij [naam instelling] wordt gecontinueerd. Het is de bedoeling dat zij hier blijft tot haar volwassenheid. De komende periode is het van belang dat [minderjarige] stabiliseert bij het perspectiefhuis en haar schoolgang herpakt. Daarnaast is het belangrijk dat [minderjarige] in gesprek gaat met de psycholoog van [naam instelling] zodat zij kan worden behandeld. Ook zullen nieuwe afspraken gemaakt worden over de verlofmomenten naar de ouders.
5.4.
Gelet op al het bovenstaande verlengt de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 16 oktober 2025.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 16 oktober 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2025 door mr. S. Riege, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 22 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.