Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift van 11 maart 2025, met producties 1 tot en met 7;
- het verweerschrift van 22 april 2025, met producties 1 tot en met 6;
- de mondelinge behandeling van 28 april 2025, en de daar overgelegde spreekaantekeningen van mr. Evertsz.
2.De feiten
- [verweerder] aan VHK € 80.000,- betaalt;
- [verweerder] in maandelijkse termijnen van € 5.000,- betaalt, waarvan de eerste termijn uiterlijk op 1 januari 2025; en
- wanneer [verweerder] een termijn niet of niet tijdig voldoet, dan ook het bedrag van de nog niet vervallen termijnen terstond, zonder nadere kennisgeving, opeisbaar wordt, en dat [verweerder] dan de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW verschuldigd is over het dan nog openstaande bedrag.
3.Het verzoek
- te bepalen dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen zal worden overgegaan door middel van openbare verkoop;
- vast te stellen onder welke voorwaarden de verkoop dient plaats te vinden; en
- toestemming daarbij af te mogen wijken van de blokkeringsregeling in artikel 4.1 tot en met 4.7 van de statuten van [bedrijf 1];
- [verweerder] in de proceskosten te veroordelen.
4.De beoordeling
178,00(plus de verhoging vermeld in de beslissing)