ECLI:NL:RBROT:2025:5688

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
11613998 VV EXPL 25-169
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing inzagevordering en herstelkosten in kort geding tussen appartementseigenaar en Vereniging van Eigenaren

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een appartementseigenaar, aangeduid als [eiseres], en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het gebouw waarin zij woont. De eiseres vorderde inzage in de administratie van de VvE en vergoeding van herstelkosten voor een gebrekkig riool. De kantonrechter heeft de inzagevordering op zowel de primaire als subsidiaire grondslag afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor de gevorderde inzage, omdat de eiseres al een verzoek had ingediend in een lopende verzoekschriftprocedure. Daarnaast was de kantonrechter van mening dat de vordering tot inzage niet toewijsbaar was, omdat deze niet gericht was tegen de administrateur, die de verplichting heeft om inzage te verstrekken. De vordering tot vergoeding van herstelkosten van € 463,14 werd eveneens afgewezen, omdat de eiseres niet had aangetoond dat de VvE aansprakelijk was voor de kosten en er geen spoedeisend belang was aangetoond. De proceskosten werden aan de eiseres opgelegd, omdat zij ongelijk kreeg in deze procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11613998 VV EXPL 25-169
datum uitspraak: 8 mei 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.R. Kieffer,
tegen
VERENIGING VAN EIGENAREN [naam VvE] TE [woonplaats 2],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
[gedaagde 2],
woonplaats: [woonplaats 3] ,
[gedaagde 3],
woonplaats: [woonplaats 4] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. T.M. Kools.
De partijen worden hierna afzonderlijk ‘ [eiseres] ’, ‘de VvE’, ‘ [gedaagde 2] ’ en ‘ [gedaagde 3] ’ genoemd. De VvE, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden tezamen aangeduid als ‘gedaagden’.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 april 2025, met bijlagen;
  • de incidentele conclusie houdende een vordering tot voeging;
  • de brief van [eiseres] van 14 april 2025 met één aanvullende bijlage;
  • de door gedaagden bij e-mail van 16 april 2025 overgelegde bijlage;
  • de spreekaantekeningen van gedaagden.
1.2.
Op 17 april 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [eiseres] met haar gemachtigde en (mede namens de VvE) [gedaagde 2] en [gedaagde 3] met hun gemachtigde. Ter zitting heeft de kantonrechter de vordering van [eiseres] tot voeging gehonoreerd. Dit heeft tot gevolg gehad dat de provisionele vordering tot inzage die door [eiseres] bij de rechtbank Rotterdam is ingesteld in de verzoekschriftprocedure met zaaknummer 11522682 VZ VERZ 25-606 gelijktijdig is behandeld met deze kort geding procedure.
1.3.
De zaak is na de zitting van 17 april 2025 voor één week aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen om een minnelijke regeling te beproeven.
1.4.
Bij e-mail van 24 april 2025 met bijlagen heeft de gemachtigde van gedaagden de kantonrechter bericht dat partijen niet tot een minnelijke regeling zijn gekomen. Ook door de gemachtigde van [eiseres] is per brief van diezelfde dag aan de kantonrechter bericht dat partijen niet tot een vergelijk zijn gekomen. Daarbij is door de gemachtigde van [eiseres] ook nog een akte wijziging/vermindering van eis ingediend.

2.De feiten

2.1.
Het gebouw plaatselijk bekend als de [straatnaam] [huisnummer X] tot en met [huisnummer K] te Vlaardingen is in 1976 gesplitst in 54 appartementsrechten. De VvE is opgericht bij akte van splitsing van 20 september 1976.
2.2.
Het gebouw bevat 48 woningen met een berging en 6 ‘ruimten in het souterrain’. De 48 rechthebbenden tot de woningen hebben een stem van drie in de ALV en de 6 rechthebbenden tot de ruimtes in het souterrain hebben ieder één stem.
2.3.
Sinds november 2020 is [eiseres] eigenaar van een appartementsrecht van een van de ruimtes in het souterrain.
2.4.
De huidige bestuurders van de VvE zijn de heren [gedaagde 3] en [gedaagde 2] per 19 juli 2006 respectievelijk 29 augustus 2007. [gedaagde 3] is de administrateur.
2.5.
In het Reglement van splitsing van eigendom 1973 staat onder andere vermeld:

Artikel 40
(…)
6. De administrateur is verplicht aan iedere eigenaar alle inlichtingen te verstrekken betreffende de administratie van het gebouw en het beheer van de fondsen, welke die eigenaar mocht verlangen, en hem op zijn verzoek inzage te verstrekken van alle op die administratie en dat beheer betrekking hebbende boeken, registers en bescheiden; hij houdt de eigenaars op de hoogte van zijn woonplaats en telefoonnummer.”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] eist, na wijziging van haar eis:
I. gedaagden te gebieden, althans de VvE en/of [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] , op 5 mei 2025 dan wel binnen vijf dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, het inzagerecht na te komen c.q. te bewerkstelligen ten gunste van [eiseres] , en uit hoofde daarvan de administratie van de VvE te openbaren door:
primairde volgende stukken per aanvang van het bestuur (19 juli 2006) te verstrekken (door aan [eiseres] een kopie te verstrekken dan wel door haar toegang te verlenen tot alle documenten ter plaatse van de administratie):
a. alle offertes en facturen van alle diensten die aan de VvE werden of worden geleverd;
b. alle facturen en overeenkomsten/afspraken die de VvE of het bestuur zijn aangegaan met – maar niet uitsluitend – [naam bedrijf] , Twinq, schoonmaakbedrijven, in het kader van rioolvernieuwing (2021), Riool Direct in 2024, in het kader van hemelwaterafvoeren (2022), Van Till advocaten en (af)betalingsafspraken met leden (waaronder begrepen oud-leden, een en ander zo nodig geanonimiseerd);
c. alle financiële documenten zoals begrotingen, jaarverslagen, opinies/adviezen van financiële, juridische dienstverleners;
d. afschriften van de spaar- en betaalrekeningen van de VvE (inclusief de zogenoemde tussenrekening);
e. alle volledige, ongeanonimiseerde correspondentie en opiniestukken die zien op de kwesties omtrent de ruimtes in het souterrain en de zolder (zoals met de verzekering, Van Till Advocaten en VvE Beheer Oosterhout);
f. alle volledige, ongeanonimiseerde correspondentie en overeenkomsten met betrekking tot leningen die de VvE lijkt te zijn aangegaan;
g. alle volledige, ongeanonimiseerde notulen van de ALV’s (inclusief presentielijsten);
h. alle volledige, ongeanonimiseerde notulen van de bestuursvergaderingen;
i. alle volledige, ongeanonimiseerde verslagen van andersoortige bijeenkomsten (in het kader van de VvE);
j. het MJOP (met gerelateerde stukken zoals onderliggende overeenkomst en factuur);
k. alle verklaringen van leden van de kascommissie of daarvoor in de plaats gestelde personen;
l. alle volledige, ongeanonimiseerde correspondentie en opiniestukken met de verzekeraar, dan wel tussenpersoon, in verband met de brand die zich in 2022 heeft voorgedaan;
m. alle volledige, ongeanonimiseerde correspondentie en overeenkomsten met de nieuwe intermediair en de verzekeraar, inclusief de gemelde schades en offertes en facturen met betrekking tot de ingediende schades op de polissen;
n. e-mailadressen c.q. contactgegevens van alle leden.
subsidiairde stukken zoals hiervoor primair onder a tot en met f opgesomd aan [eiseres] te verstrekken (door aan [eiseres] een kopie te verstrekken dan wel door haar toegang te verlenen tot alle documenten ter plaatse van de administratie);
meer subsidiairde volgende stukken te verstrekken (door aan [eiseres] een kopie te verstrekken dan wel door haar toegang te verlenen tot alle documenten ter plaatse van de administratie):
a. alle offertes en facturen van alle diensten die aan de VvE werden of worden geleverd, vanaf 2018, ten minste ten aanzien van (maar niet beperkt tot): herstelwerkzaamheden brand souterrain (inclusief offerte op basis waarvan de initiële claim van € 60.000,- bij de verzekeringsmaatschappij is ingediend), schoonmaakwerkzaamheden portiek, groenvoorziening, diensten (technisch) beheerder/administrateur (inclusief facturen in verband met extra uitgevoerde werkzaamheden), rioolvernieuwing en jaarlijks doorspuiten riool, vernieuwing hemelwaterafvoer, vernieuwing tegel- en schilderwerkzaamheden portieken en Twinq portaal;
b. alle overeenkomsten/afspraken die de VvE of het bestuur zijn aangegaan met – maar niet uitsluiten – [naam bedrijf] , Twinq, schoonmaakbedrijven, in het kader van rioolvernieuwing (2021), Riool Direct in 2024, in het kader van hemelwaterafvoeren (2022), van Till Advocaten (2 rapporten), vanaf 2018, en (af)betalingsafspraken met leden (waaronder begrepen oud-leden, e.e.a. zo nodig geanonimiseerd), vanaf 2018, welke inzage alleen de gevolmachtigde van [eiseres] verkrijgt, waarbij aantekeningen mogen worden gemaakt (exclusief persoonsgegevens);
c. alle financiële documenten zoals begrotingen, jaarverslagen, opinies/adviezen van financiële, juridische dienstverleners, vanaf 2018;
d. afschriften van de spaar- en betaalrekeningen van de VvE (inclusief de administratieve boekingen van de zogenoemde tussenrekening), vanaf 2018;
e. alle volledige, geanonimiseerde correspondentie en opiniestukken die zien op de kwesties omtrent de ruimtes in het souterrain en de zolder (zoals met de verzekering, Van Till Advocaten en VvE Beheer Oosterhout) vanaf 2018;
f. alle volledige, ongeanonimiseerde correspondentie en overeenkomsten met betrekking tot leningen die de VvE lijkt te zijn aangegaan, vanaf 2018;
g. alle volledige, ongeanonimiseerde notulen van de ALV’s (inclusief de agenda’s en presentielijsten), vanaf 2006;
h. alle volledige, ongeanonimiseerde notulen van de bestuursvergaderingen, vanaf 2018;
i. alle volledige, ongeanonimiseerde verslagen van andersoortige bijeenkomsten (in het kader van de VvE), vanaf 2018;
j. het MJOP (met gerelateerde stukken zoals onderliggende overeenkomst en factuur);
k. alle verklaringen van leden van de kascommissie of daarvoor in de plaats gestelde personen, c.q. en uitgebrachte adviezen aan de ALV, vanaf 2018;
l. alle volledige, ongeanonimiseerde correspondentie en opiniestukken met verzekeraar, dan wel tussenpersoon, in verband met de brand die zich in 2022 heeft voorgedaan, vanaf 2018;
m. alle volledige, ongeanonimiseerde correspondentie en overeenkomsten met de nieuwe intermediair en de verzekeraars, inclusief de gemelde schades en offertes en facturen met betrekking tot de ingediende schades op de polissen, vanaf 2018;
n. e-mailadressen c.q. contactgegevens van alle leden.
II. gedaagden te veroordelen, althans de VvE en/of [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] , te betalen aan [eiseres] , bij wijze van voorschot, een vergoeding voor een bedrag van
€ 463,14;
III. gedaagden te gebieden, althans de VvE en/of [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] , tot spoedherstel van het gebrekkige riool;
IV. gedaagden te veroordelen, althans de VvE en/of [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] , te betalen aan [eiseres] een dwangsom van € 200,- voor elke dag of gedeelte daarvan dat gedaagden in gebreke zijn met de nakoming van het in deze te wijzen vonnis, althans vordering I tot en met III, tot een maximum van € 20.000,-, althans een door de kantonrechter te bepalen dwangsom;
V. gedaagden te veroordelen, althans de VvE en/of [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] , in de kosten van de procedure;
VI. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres] baseert de eis op het volgende. Voor zover [eiseres] onderzoek heeft kunnen doen en documenten tot haar beschikking kon krijgen heeft [eiseres] vastgesteld dat onder het bestuur van de VvE sprake is van één algehele malaise binnen de VvE. [eiseres] wenst orde op zaken te stellen en (haar) schade te beperken. Op de laatste ALV zijn voldoende stemmen verkregen voor het ontslag van het bestuur, welke kwestie in de verzoekschriftprocedure (met zaaknummer 11522682 VZ VERZ 25-606) onder meer aan de orde zal komen.
3.3.
[eiseres] vordert de nakoming van de bestuurlijke verplichting tot het verstrekken van inzage in de administratie van de VvE. Dat heeft als grondslag primair de verplichting tot nakoming ex artikel 3:296 BW, welke verplichting voortvloeit uit artikel 40 lid 6 van het Splitsingsreglement, en subsidiair ex artikel 194 Rv. Het bestuur van de VvE heeft tot nu toe alle verzoeken tot overlegging van stukken geweigerd. [eiseres] heeft een spoedeisend belang om op korte termijn over de gevraagde stukken te beschikken. Op 19 mei 2025 vindt de mondelinge behandeling in de verzoekschriftprocedure plaats en voor die tijd wil [eiseres] de kantonrechter van meer stukken kunnen voorzien.
3.4.
[eiseres] maakt daarnaast aanspraak op betaling van een bedrag van € 463,14, welke vordering zij grond op ongerechtvaardigde verrijking ex artikel 6:212 BW en zaakwaarneming ex artikel 6:198 BW. In februari 2024 heeft [eiseres] een verstopping van het riool geconstateerd, hetgeen het genot en gebruik van haar appartementsrecht beperkt. [eiseres] heeft Zegwaard Rioolbeheer B.V. verzocht deze verstopping weg te nemen. Gebleken is toen dat de verstopping dieper is gelegen in het gemeenschappelijk leidingwerk en dus valt onder de verantwoordelijkheid van de VvE. De verplichting tot herstel en betaling van de herstelkosten rust dan ook op de VvE, waarvan de uitvoering de taak van het bestuur is. Omdat het bestuur heeft geweigerd de gebreken te doen herstellen, heeft [eiseres] het gebrek eigenmachtig laten herstellen en de kosten daarvan betaald. Door de herstelwerkzaamheden is de VvE verrijkt met de kosten die [eiseres] ten behoeve van de VvE heeft gemaakt.
3.5.
Op 27 juni 2024 was het riool wederom verstopt, omdat het onderliggende gebrek, een gebrekkig hoofdriool onder de souterrains, door de VvE niet is hersteld. Dit terwijl is gebleken dat de VvE met dit gebrek wel bekend was. [eiseres] is van mening dat de VvE dit gebrek in de hoofdleiding van het riool dient te herstellen ter voorkoming van nieuwe verstoppingen en onkosten, op grond van artikel 37 lid 2 en artikel 40 lid 5 Splitsingsreglement.
3.6.
Gedaagden zijn het niet eens met de eisen van [eiseres] . Op het verweer van gedaagden wordt, voor zover hierna van belang, onder de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader kort geding
4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiseres] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor gedaagden als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
De inzagevordering
De kantonrechter is bevoegd
4.2.
Gedaagden hebben zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat de inzagevordering een vordering van onbepaalde waarde betreft, zodat deze vordering niet bij de kantonrechter had behoren te worden ingesteld, maar bij de rechtbank. Volgens gedaagden moet [eiseres] in haar vordering daarom niet ontvankelijk worden verklaard. De kantonrechter is van oordeel dat hij bevoegd is om op de inzagevordering van [eiseres] te beslissen. Dit wordt gebaseerd op het volgende.
4.3.
De kantonrechter is bevoegd een zaak in kort geding te behandelen als hij die zaak ook in een bodemprocedure zou mogen behandelen (artikel 254 lid 5 Rv). In welke zaken de kantonrechter in een bodemprocedure bevoegd is, volgt uit artikel 93 e.v. Rv. In sub a van artikel 93 Rv is bepaald dat de kantonrechter bevoegd is in zaken waarin vorderingen van ten hoogste € 25.000,- zijn ingesteld. Sub b bepaald dat de kantonrechter ook bevoegd is bij vorderingen van onbepaalde waarde, als er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000,-.
4.4.
Hoewel juist is dat de vordering van [eiseres] tot inzage (en ook de vordering tot herstel van het riool) een vordering van onbepaalde waarde betreft, bepalen artikel 93 sub b in samenhang met artikel 94 lid 1 Rv dat de kantonrechter zulke vorderingen kan behandelen als er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vorderingen samen (en in dit geval dus inclusief de geldvordering van € 463,14) geen hogere waarde vertegenwoordigen dan
€ 25.000,-. De kantonrechter acht het voldoende aannemelijk dat deze vorderingen samen niet het bedrag van € 25.000,- overstijgen. Daarmee is zijn bevoegdheid gegeven.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang bij haar inzagevordering in kort geding
4.5.
Gedaagden hebben daarnaast gesteld dat [eiseres] een gelijkluidend inzageverzoek heeft ingediend in de reeds aanhangig gemaakte verzoekschriftprocedure waarvan de zitting op 19 mei 2025 plaatsvindt en dat zij gelet daarop geen spoedeisend belang meer heeft bij haar inzagevordering in dit kort geding.
4.6.
Niet gesteld kan worden dat [eiseres] (in zijn algemeenheid) geen spoedeisend belang heeft bij haar inzagevordering. Daarbij is van belang dat [eiseres] haar vordering tot inzage in dit kort geding primair grondt op nakoming ex artikel 3:296 BW van de verplichting voortvloeiend uit artikel 40 lid 6 van het Splitsingsreglement en subsidiair op artikel 194 Rv, terwijl het in de verzoekschriftprocedure bij wijze van provisionele vordering gedane inzageverzoek, zo begrijpt de kantonrechter, louter is gebaseerd op artikel 194 Rv. In deze kort geding procedure zal dus eerst de primaire grondslag beoordeeld dienen te worden.
4.7.
[eiseres] heeft daarnaast gesteld dat zij de in de verzoekschriftprocedure met zaaknummer 11522682 VZ VERZ 25-606 in de hoofdzaak gedane verzoeken nader met stukken wenst te onderbouwen en vast staat dat in die verzoekschriftprocedure reeds een mondelinge behandeling staat gepland op 19 mei 2025. [eiseres] heeft er dus een spoedeisend belang bij om tijdig over de door haar gevraagde stukken te beschikken. Hiermee is het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar inzagevordering dan ook gegeven. Het voorgaande laat evenwel onverlet dat een spoedeisend belang bij de afzonderlijk door [eiseres] gevraagde stukken wel kan ontbreken.
De inzagevordering is op de primaire grondslag niet toewijsbaar
4.8.
[eiseres] heeft haar vordering tot inzage jegens gedaagden primair gegrond op nakoming ex artikel 3:296 BW van de verplichting voortvloeiend uit artikel 40 lid 6 van het Splitsingsreglement. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is de inzagevordering van [eiseres] op deze primaire grondslag niet toewijsbaar. Dit baseert de kantonrechter op het volgende.
4.9.
Gedaagden hebben ten aanzien van de inzagevordering onder meer naar voren gebracht dat het recht op inlichtingen en inzage niet alomvattend is, maar meerdere beperkingen kent. Ook hebben zij erop gewezen dat de VvE en [gedaagde 2] geen administrateur zijn, zodat van deze twee gedaagden geen inzage kan worden gevorderd. Ten slotte hebben gedaagden erop gewezen dat [eiseres] al over een aantal van de gevraagde stukken beschikt of dat zij deze heeft kunnen inzien, en dat zij voor wat betreft een deel van de genoemde documenten bereid zijn om [eiseres] daartoe alsnog de toegang te verschaffen.
4.10.
Uit artikel 40 lid 6 van het Splitsingsreglement volgt dat de administrateur verplicht is aan iedere appartementseigenaar alle inlichtingen te verstrekken betreffende de administratie van het gebouw en het beheer van fondsen, die de eigenaar verlangd, en ook om inzage te verstrekken in alle op die administratie en dat beheer betrekking hebbende boeken, registers en bescheiden. Door iedere appartementseigenaar kan van deze verplichting in beginsel dan ook nakoming op grond van artikel 3:296 BW worden verlangd.
4.11.
Hoewel artikel 40 lid 6 Splitsingsreglement geen beperkingen vermeldt, is dit inzagerecht naar het oordeel van de kantonrechter niet onbegrensd. Zo mag het effectief besturen van de VvE niet worden belemmerd en dient het inzagerecht in beginsel te worden gebruikt overeenkomstig haar doel, te weten het creëren van transparantie en ter redelijke controle en betrokkenheid van de leden bij het functioneren van de vereniging. Ook dient in het kader van de AVG een zorgvuldige afweging te worden gemaakt welke gegevens al dan niet worden verstrekt aan een eigenaar.
4.12.
Ten aanzien van een inzagevordering in een gerechtelijke procedure geldt daarnaast dat de stukken waarvan inzage wordt verzocht door een appartementseigenaar in een gerechtelijke procedure voldoende bepaalbaar dienen te zijn, onder meer ook om executieproblemen te voorkomen. Dit geldt te meer in geval ook om dwangsommen is verzocht. Ook geldt op grond van het bepaalde in artikel 3:303 BW dat er bij een rechtsvordering een voldoende belang moet bestaan. Dit belang moet in een kort geding procedure bij elk van de gevraagde stukken bovendien spoedeisend zijn.
4.13.
[eiseres] richt haar vordering tot inzage op basis van artikel 40 lid 6 Splitsingsreglement tegen alle gedaagden. Blijkens de bewoordingen in de dagvaarding en het gestelde ter zitting, maakt de kantonrechter echter op dat [eiseres] zich op het standpunt stelt dat de uit de voornoemde bepaling voortvloeiende verplichting tot het verstrekken van stukken rust op [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , als zijnde de bestuurders van de VvE, en dat zij [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ook in die hoedanigheid heeft gedagvaard.
4.14.
Gelet op het bepaalde in artikel 40 lid 6 Splitsingsreglement rust naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter enkel op de administrateur een zelfstandige verplichting om inlichtingen en inzage te verstrekken. Niet in geschil is tussen partijen dat [gedaagde 3] de administrateur is. De inzagevordering is dan ook in ieder geval niet toewijsbaar jegens de VvE en evenmin jegens [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in hoedanigheid van bestuurders. Omdat [eiseres] haar vordering daarnaast niet (expliciet) heeft gericht tegen [gedaagde 3] in hoedanigheid van administrateur, en zij desgevraagd op de zitting heeft bevestigd dat de vorderingen zich tegen de bestuurders richten, wordt de vordering ook jegens [gedaagde 3] afgewezen. Dat [gedaagde 3] die administrateur is, tegelijkertijd ook formeel bestuurder is, maakt dat dan niet anders.
De inzagevordering is ook op de subsidiaire grondslag niet toewijsbaar
4.15.
[eiseres] heeft haar inzagevordering subsidiair gegrond op artikel 194 Rv. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is [eiseres] voor wat betreft haar inzagevordering op deze subsidiaire grondslag niet ontvankelijk. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.16.
Artikel 194 lid 1 Rv bepaalt dat een partij bij een rechtsbetrekking tegenover degene die beschikt over bepaalde gegevens over die rechtsbetrekking, recht heeft op inzage, afschrift of uittreksel van die gegevens als zij daarbij voldoende belang heeft. Daarnaast bepaalt lid 2 dat degene die over de gegevens beschikt, verplicht is daarvan desverzocht inzage, afschrift of uittreksel te verstrekken, tenzij hem een verschoningsrecht toekomt of hij gewichtige redenen heeft zich daartegen te verzetten. Artikel 195 lid 1 Rv bepaalt voorts dat de rechter op een verzoek van de partij die daar ingevolge artikel 194 lid 1, eerste volzin, Rv recht op heeft, de wederpartij kan bevelen tot het verstrekken van inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde gegevens waarover de wederpartij beschikt.
4.17.
[eiseres] heeft gesteld dat zij haar inzagevordering heeft ingediend ter verkrijging van stukken die zij wenst te gebruiken in de verzoekschriftprocedure met zaaknummer 11522682 VZ VERZ 25-606. Deze verzoekschriftprocedure is door indiening van haar verzoekschrift op 30 januari 2025, en dus al voor deze kort geding procedure, bij de rechtbank Rotterdam aanhangig gemaakt.
4.18.
Als een wederpartij niet meewerkt aan een buitengerechtelijk inzageverzoek ex artikel 194 Rv en inmiddels een procedure aanhangig is, dan kan niet meer in een afzonderlijk geding om voorlopige bewijsverrichtingen (ex artikel 196 Rv) worden verzocht. In dat geval dient een partij op grond van artikel 195 Rv aan de rechter die de hoofdzaak behandeld, te verzoeken de wederpartij te bevelen om inzage te geven. [eiseres] is in dit kort geding dan ook niet ontvankelijk in haar inzagevordering. Dat in het onderhavige geval de behandelend kantonrechter in deze kort geding procedure (toevallig) dezelfde is als in de al lopende verzoekschriftprocedure, maakt dit niet anders.
4.19.
Het voorgaande laat onverlet dat de door [eiseres] in de verzoekschriftprocedure ingediende provisionele vordering tot inzage, die gelijktijdig met dit kort geding ter zitting is behandeld en waarop ook gelijktijdig zal worden beslist, in het kader van die verzoekschriftprocedure nog inhoudelijk zal worden beoordeeld.
De vergoeding voor herstelkosten van het riool van € 463,14
4.20.
[eiseres] heeft hoofdelijke veroordeling gevorderd van gedaagden tot betaling van een vergoeding van € 463,14 aan herstelkosten van het riool. Deze vordering wordt afgewezen.
4.21.
Volgens gedaagden is gesteld noch gebleken waarom en op basis waarvan van [gedaagde 3] en [gedaagde 2] , naast de VvE, hoofdelijke veroordeling wordt verlangd. Daarnaast betwisten gedaagden dat de leiding, die zich in een privé gedeelte van [eiseres] bevindt, een gemeenschappelijke zaak is waarvoor de VvE aansprakelijk is. Voor zover de leiding wel een gemeenschappelijke zaak zou betreffen geldt bovendien dat [eiseres] niet de VvE maar de afzonderlijke appartementseigenaren had moeten dagvaarden. Tot slot betwisten gedaagden dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij deze vordering.
4.22.
Uit artikel 2 onder b van de Splitsingsakte volgt dat tot de gemeenschappelijke gedeelten worden gerekend, technische installaties met de daarbij behorende leidingen, met name voor centrale verwarming (met uitzondering van de radiatoren en radiatorkranen in de privé gedeelten), voor luchtbehandeling, vuilafvoer, afvoer van hemelwater met de riolering, gas, water en verder de hydrofoor, de elektriciteits- en telefoonleidingen, de gemeenschappelijke antenne, de bliksembeveiliging, de liften, de alarminstallatie en de systemen voor oproep en deuropeners.
4.23.
Gedaagden hebben er weliswaar op gewezen dat in de splitsingsakte een wijziging op artikel 2 staat vermeld, maar hierin leest de kantonrechter niet dat de riolering niet tot de gemeenschappelijke gedeelten wordt gerekend. Onder ‘Wijzigingen en aanvullingen algemeen reglement’ staat immers enkel vermeldt, dat in afwijking van artikel 2 sub b niet tot de gemeenschappelijke gedeelten worden gerekend de leidingen voor gas, water, elektriciteit en telefoon, welke zich in de privé-gedeelten bevinden. Hierin wordt dus niet gesproken over leidingen met betrekking tot de riolering. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter moet de riolering dus tot de gemeenschappelijke gedeelten worden gerekend. Dit lijkt door [gedaagde 3] in zijn e-mail van 22 februari 2024 aan [eiseres] (productie 18 bij dagvaarding) bovendien ook te worden erkend. Op grond van artikel 17 komen de kosten van noodzakelijke herstellingswerkzaamheden van de gemeenschappelijke gedeelten in beginsel dan ook voor rekening van de gezamenlijke eigenaars.
4.24.
Een (deugdelijke) grondslag op basis waarvan [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aansprakelijk zijn voor de kosten van herstel van het riool, is door [eiseres] niet gesteld. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is deze vordering jegens [gedaagde 2] en [gedaagde 3] dan ook niet toewijsbaar.
4.25.
Daarnaast geldt dat voor zover de VvE op grond van ongerechtvaardigde verrijking dan wel zaakwaarneming al gehouden is deze kosten aan [eiseres] te vergoeden, hetgeen gedaagden betwisten, niet gebleken is van enig spoedeisend belang van [eiseres] bij deze vordering. De door [eiseres] ingenomen (kale) stelling, inhoudende dat ‘de achterstallige betaling van een geldvordering een spoedeisende situatie veronderstelt’ is daarvoor onvoldoende. Bij dit oordeel is van belang dat bij toewijzing van een geldvordering in een kort geding terughoudendheid op zijn plaats is. [eiseres] dient met feiten en omstandigheden aan te tonen dat zij voor haar in omvang beperkte vordering van € 463,14 niet kan wachten op een vonnis in een gewone bodemzaak. Dat heeft zij met betrekking tot deze vordering niet gedaan. Zo is bijvoorbeeld gesteld noch gebleken dat [eiseres] in financiële moeilijkheden verkeert waardoor de uitkomst van een eventuele bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
Herstel gebrek hoofdleiding riool
4.26.
[eiseres] heeft hoofdelijke veroordeling gevraagd van gedaagden tot spoedherstel van het gebrekkige riool. Volgens [eiseres] dient de VvE het werkelijke gebrek in de hoofdleiding van het riool te herstellen ter voorkoming van nieuwe verstoppingen en onkosten.
4.27.
Gedaagden betwisten dat de leiding een gemeenschappelijke zaak is en stellen dat [eiseres] voor het herstel van haar privézaak zelf verantwoordelijk is. Voor zover het herstel van de leiding wel een taak is van de VvE, zou alleen de VvE tot herstel kunnen worden veroordeeld en niet ook [gedaagde 2] en Van [gedaagde 3] . Over de aard en omvang van het vermeende gebrek aan het riool is door [eiseres] niets gesteld en van enig spoedeisend belang is volgens gedaagden geen sprake.
4.28.
Hiervoor is door de kantonrechter al vastgesteld dat naar zijn voorlopig oordeel de leidingen van het riool als gemeenschappelijke zaak kunnen worden aangemerkt. Desondanks acht de kantonrechter de vordering van [eiseres] in deze kort geding procedure niet toewijsbaar. Daarvoor is in de eerste plaats van belang dat onvoldoende duidelijk is geworden dat en, zo ja, van welk gebrek aan het riool er (thans nog) sprake is, zodat ook niet duidelijk is wat er precies hersteld dient te worden. In dit verband wordt erop gewezen dat [eiseres] spreekt over een ‘kapot’ of ‘gebroken’ (hoofd)riool’ en dat volgens gedaagden weliswaar sprake is van een verouderde leiding die om die reden vervangen zou kunnen worden, maar dat daarbij geen haast geboden is.
4.29.
Dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter daarnaast onvoldoende komen vast te staan. Weliswaar schrijft [eiseres] op 10 april 2025 aan [gedaagde 3] en [gedaagde 2] dat zij sinds een week last heeft van stankoverlast, maar niet gebleken is dat er zich na juni 2024 nog daadwerkelijk verstoppingen hebben voorgedaan, althans dat zij daarover bij de VvE heeft geklaagd. Uit de vordering van [eiseres] blijkt ook dat zij haar vordering heeft ingesteld ‘ter voorkoming van nieuwe verstoppingen en onkosten’. Niet komen vast te staan is dan ook dat direct ingrijpen noodzakelijk is en dat een eventueel besluit van de VvE tot herstel dan wel vernieuwing van het riool in redelijkheid niet kan worden afgewacht.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
4.30.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiseres] aan gedaagden moet betalen op € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 949,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
4.31.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, die aan de kant van gedaagden worden begroot op € 949,-;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
495