ECLI:NL:RBROT:2025:5712

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
11362795 CV EXPL 24-26196
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging opslagbeding in huurovereenkomst en beoordeling huurachterstand

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, staat de huurovereenkomst tussen [eiseres], gevestigd te Amsterdam, en [gedaagde], wonende te Rotterdam, centraal. [Eiseres] heeft [gedaagde] gedagvaard wegens een huurachterstand en eist betaling van de achterstallige huur met rente en kosten. [Gedaagde] heeft hiertegen verweer gevoerd en een tegeneis ingesteld. Tijdens de rolbeslissing op 14 maart 2025 heeft de kantonrechter geoordeeld dat het opslagbeding in de huurovereenkomst, dat een jaarlijkse huurverhoging van maximaal 4% bovenop de consumentenprijsindex (CPI) toestaat, onredelijk bezwarend is. [Eiseres] is in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren, maar heeft deze kans niet benut. Hierdoor kan de kantonrechter de hoogte van de huurachterstand niet vaststellen.

De kantonrechter heeft het opslagbeding vernietigd, wat betekent dat alle huurverhogingen die op dit beding zijn gebaseerd, komen te vervallen. [Eiseres] moet nu nadere gegevens overleggen over de huurprijs op basis van het indexatiebeding en de daadwerkelijk in rekening gebrachte huur. Indien [eiseres] deze gegevens niet verstrekt, zal de kantonrechter de huurachterstand berekenen op basis van de oorspronkelijke huurprijs bij aanvang van de huurovereenkomst. Daarnaast heeft de kantonrechter voorlopige oordelen geveld over het boetebeding en de buitengerechtelijke incassokosten, die eveneens als oneerlijk zijn beoordeeld. Verdere beslissingen zijn aangehouden in afwachting van de reactie van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11362795 CV EXPL 24-26196
datum uitspraak: 9 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder mr. E.L.B. Hundscheidt te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
die zelf procedeert, zonder bijstand van een gemachtigde.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 oktober 2024, met producties;
  • de aantekening van het mondeling antwoord en de tegenvordering, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de aantekening dat [gedaagde] , hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet meer heeft gereageerd;
  • de rolbeslissing van 14 maart 2025.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt een woning van [eiseres] . Op dit moment is er volgens [eiseres] een huurachterstand. [eiseres] eist dat [gedaagde] die huurachterstand met rente en kosten betaalt.
[gedaagde] is het met die vordering niet eens en heeft een tegeneis ingesteld.
2.2.
In de rolbeslissing van 14 maart 2025 heeft de kantonrechter voorlopig geoordeeld dat het opslagbeding op grond waarvan [eiseres] de huurprijs mag wijzigen, het boetebeding en het beding dat ziet op de buitengerechtelijke incassokosten onredelijk bezwarend zijn. [eiseres] is vervolgens in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten. [eiseres] heeft echter van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Hierdoor kan de kantonrechter de hoogte van een eventuele huurachterstand op dit moment niet vaststellen. De kantonrechter geeft [eiseres] daarom nog eenmaal de gelegenheid om meer informatie te verstrekken.
De kantonrechter vernietigt het opslagbeding
2.3.
In de huurovereenkomst en/of de daarbij behorende algemene voorwaarden is
bepaald dat de huurprijs jaarlijks kan worden geïndexeerd volgens de consumentenprijsindex (CPI) met daarbovenop een opslag van maximaal 4%. De kantonrechter oordeelt dat het opslagbeding oneerlijk is, omdat zo’n hoge opslag niet nodig is om kostenstijgingen die uitgaan boven de inflatie te compenseren en om de huurprijs in de pas te laten lopen met de waardeontwikkeling van de woning. [eiseres] heeft niet of onvoldoende uitgelegd waarom dat in dit geval anders zou zijn. De kantonrechter vernietigt daarom het opslagbeding [1] .
[eiseres] moet nadere gegevens overleggen
2.4.
De vernietiging van het opslagbeding heeft tot gevolg dat alle huurverhogingen die gebaseerd zijn op dit beding komen te vervallen. Dit betekent dat [eiseres] de huurprijs alleen mocht verhogen op grond van het indexatiebeding. De kantonrechter vraagt [eiseres] om aan te geven hoe hoog de huur op basis van enkel dit indexatiebeding telkens is geweest. [eiseres] moet ook aangeven welke huur zij telkens in rekening heeft gebracht (uitgesplitst naar kale huur en servicekosten).
2.5.
Indien [eiseres] de hiervoor gevraagde gegevens niet verstrekt, zal de kantonrechter daaraan de gevolgen verbinden die hij geraden acht. [eiseres] dient er in dat geval rekening mee te houden dat de kantonrechter bij de berekening van de huurachterstand uit zal gaan van de huurprijs die bij aanvang van de huurovereenkomst is overeengekomen.
Boetebeding en het beding ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten
2.6.
Zoals reeds in de rolbeslissing van 14 maart 2025 overwogen is de kantonrechter verder voorlopig van oordeel dat het boetebeding en het beding dat betrekking heeft op de buitengerechtelijke incassokosten oneerlijk zijn. [eiseres] mag zich ook hierover nog uitlaten.
Verdere beslissingen worden aangehouden
2.7.
In afwachting van de reactie van [eiseres] wordt iedere verdere beslissing en dus ook de beoordeling van de tegenvordering van [gedaagde] aangehouden.
2.8.
In het geval [eiseres] alsnog schriftelijk reageert, zal de kantonrechter [gedaagde] in de gelegenheid stellen om op een nader te bepalen rolzitting zich schriftelijk uit te laten over de nadere stellingen van de verhuurder, alvorens er eindvonnis gewezen zal worden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
de kantonrechter verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 3 juni 2025 om 11.30 uurvoor een schriftelijke reactie van [eiseres] ;
3.2.
de kantonrechter bepaalt reeds nu dat verder uitstel niet mogelijk is;
3.3.
bepaalt, voor het geval [eiseres] schriftelijk reageert, dat [gedaagde] in de gelegenheid wordt gesteld om schriftelijk te reageren op de nadere stellingen van [eiseres] op een nader te noemen rolzitting;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
754

Voetnoten

1.Hoge Raad 29 november 2024:ECLI:NL:2024:1780