Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 januari 2025, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie van [gedaagde 1], met één productie;
- de exceptie van onbevoegdheid tevens houdende conclusie van antwoord van [gedaagde 3] en [gedaagde 4], met producties;
- de incidentele conclusie van antwoord.
2.Het gevorderde in de hoofdzaak
3.Het geschil in het incident
€ 25.000,--. Op grond van (onderdeel a van) artikel 93 Rv zou de onderhavige zaak dus behandeld moeten worden door de kantonrechter, zoals [gedaagde 3] en [gedaagde 4] bepleiten. [eiseres] is het daar echter niet mee eens.
een’ verdelingszaak gezien het feit dat in randnr. 3 in de incidentele conclusie van antwoord staat dat de onderhavige procedure een verdelingszaak betreft en verdelingen tot de bevoegdheid van de rechtbank behoren.
uitzonderingop het beginsel dat de bevoegdheid van de kantonrechter altijd uitdrukkelijk in de wet geregeld moet zijn maar bevat artikel 93 Rv nu juist een uitwerking van dit beginsel. Ieder onderdeel van de vier onderdelen (a-d) van artikel 93 Rv bevat namelijk een aparte, alternatieve, grond voor de bevoegdheid van de kantonrechter.
5.De beslissing
donderdag 5 juni 2025 om 10:00 uurop welke rolzitting de kantonrechter zal beslissen over het vervolg van de zaak.