ECLI:NL:RBROT:2025:5722

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
10/234117-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor roekeloos rijgedrag en poging tot ontkomen aan politie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996, die zich schuldig heeft gemaakt aan roekeloos rijgedrag. De verdachte werd beschuldigd van het overtreden van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994, doordat hij tijdens een achtervolging door de politie met hoge snelheid tegen de rijrichting in reed en deels over het trottoir. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 dagen geëist, waarvan 19 voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 11 dagen op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de verkeersregels had geschonden en dat zijn gedrag levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor anderen in gevaar had gebracht. De verdediging had betoogd dat de verdachte niet de bestuurder was, maar dit werd door de rechtbank verworpen op basis van getuigenverklaringen van verbalisanten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De vorderingen van benadeelde partijen werden afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam, met mr. F. Damsteegt als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/234117-23
Datum uitspraak: 30 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. A.J.M. Vélu, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Groot heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 19 voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de bestuurder was.
4.1.2.
Beoordeling
Op 13 september 2023 was de politie belast met het (buiten heterdaad) aanhouden van de verdachte. De politie volgde met meerdere eenheden (in onopvallende dienstvoertuigen) de auto van de verdachte (Renault Talisman, met kenteken [kenteken], hierna: de auto). Op enig moment heeft de bestuurder van de auto zijn snelheid verhoogd en is hij, tegen de rijrichting in, de Quinstraat ingereden. De Quintstraat is een rechte straat met één rijbaan. Langs beide zijden van de weg bevinden zich file parkeerplaatsen, met trottoirs die grenzen aan rijtjeswoningen. De bestuurder heeft de auto in de Quintstraat de stoep op gereden, heeft de auto op enig moment gekeerd en is in omgekeerde richting, grotendeels over de stoep, de straat weer uitgereden. De politie heeft geprobeerd de bestuurder aan te houden, maar deze weigerde te stoppen. De verbalisanten moesten de auto ontwijken om niet geraakt te worden. Even later werd de verdachte in de omgeving aangehouden.
Is de verdachte de bestuurder geweest?
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte niet de bestuurder van de auto was. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het dossier bevat verschillende processen-verbaal van verbalisanten die verklaard hebben de verdachte te hebben herkend als de bestuurder van de auto. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen. Bovendien acht de rechtbank de verklaring van de verdachte, dat hij ergens anders in de auto zou hebben gezeten, ongeloofwaardig, aangezien op de beelden niet te zien is dat er iemand anders in de auto aanwezig was en de verdachte hierover ook geen vragen heeft willen beantwoorden. De rechtbank neemt bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt dat de verdachte de bestuurder van de auto was.
Is het rijgedrag van de verdachte zodanig geweest dat er sprake is van overtreding van artikel 5a Wegenverkeerswet?
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden,
( b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en
( d) of daardoor gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
a.
De verkeersregels
De rechtbank heeft hierboven al vastgesteld dat de verdachte tegen de rijinrichting in is gereden. Deze gedraging is in artikel 5a, eerste lid onder J, WVW uitdrukkelijk benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Daarnaast heeft de verdachte gedurende tientallen meters over het trottoir gereden. De verdachte heeft dus de verkeersregels geschonden, zoals bedoeld in artikel 5a WVW
.
In ernstige mate
De verdachte heeft bovengenoemde voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels meermalen geschonden. Gelet op de veelvoud van de verkeersovertredingen en de duur ervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.
Opzettelijk
De verdachte heeft er doelbewust voor gekozen om diverse verkeersovertredingen te begaan in zijn poging om aan de politie te ontkomen. Hij is op meerdere momenten tussentijds tot stilstand gekomen, maar hij heeft ervoor gekozen verkeersregels te blijven schenden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit de aard en het samenstel van de hiervoor omschreven gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder hij deze gedragingen heeft verricht, kan worden afgeleid dat de verdachte opzet had op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
Gevaar te duchten
De rechtbank acht het voorzienbaar dat door het rijgedrag van de verdachte gevaarlijke situaties konden ontstaan ten aanzien van de betrokken politieagenten en andere verkeersdeelnemers. Uit het dossier blijkt dat de betrokken politieagenten de auto hebben moeten ontwijken om een aanrijding met de auto te voorkomen. Daarnaast heeft de verdachte over het trottoir gereden, waar zich voordeuren van woningen bevinden, hetgeen een directe bedreiging vormde voor voetgangers en bewoners die zich op of nabij het trottoir hadden kunnen bevinden. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een situatie waarin reëel levensgevaar dan wel gevaar voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan anderen te duchten was.
Nu aan alle delictsbestanddelen van artikel 5a WVW is voldaan, acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 13 september 2023 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig (een personenauto, Renault Talisman), daarmee rijdende op de weg, de Quintstraat, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door, terwijl hij door de politie werd achtervolgd,
- tegen de rijrichting in de Quintstraat in te rijden,
- deels over het trottoir te rijden,
- weer terug te sturen de rijbaan op,
- op enig moment in de Quintstraat (180 graden kerend) het trottoir weer op te rijden en
- op het moment dat politieambtenaren hem wilden aanhouden en al dichtbij de auto stonden of aanrennend/aanlopend waren, op te trekken en over het trottoir weg te rijden, dicht langs voordeuren van woningen,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 13 september 2023 schuldig gemaakt aan het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. De verdachte heeft geprobeerd om aan de politie te ontkomen. Hij is een éénrichtingsstraat ingereden, is vervolgens gekeerd toen hij niet verder kon rijden en heeft zijn weg vervolgd over het trottoir. De verdachte is zelfs verder gereden toen de verbalisanten bij zijn voertuig stonden om hem aan te houden. De verdachte heeft door zo te handelen zeer gevaarlijk gehandeld ten opzichte van andere personen terwijl dat rijgedrag dodelijk of zwaar letsel tot gevolg had kunnen hebben.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
26 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank heeft bij bepaling van de strafoplegging rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Daarnaast houdt de rechtbank er in strafmatigende zin rekening mee dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, niet in de gaten had dat het politieagenten waren die hem wilden aanhouden omdat zij niet in opvallende politieauto’s reden en ook niet direct als politieagenten herkenbaar waren, en er door de verbalisanten geschoten is op de auto van de verdachte. Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte een rijontzegging op te leggen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 11 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1]. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 70,- aan materiële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 600,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 3] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 600,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot niet-ontvankelijkheid van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2], omdat er geen grondslag is voor toewijzing van de vorderingen. De benadeelde partij [benadeelde partij 1] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering, omdat de vordering te maken heeft met een andere strafzaak.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen conform het standpunt van de officier van justitie bepleit.
8.3.
Beoordeling
Vordering [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd niet rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. De vordering heeft betrekking op een andere strafzaak.
Vorderingen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3]
Volgens de wet heeft een benadeelde partij alleen recht op vergoeding van immateriële schade in specifieke gevallen, zoals geregeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Als de verdachte geen oogmerk had om nadeel toe te brengen, en er geen sprake is van lichamelijk letsel of schade aan iemands eer of goede naam, kan de benadeelde partij alleen aanspraak maken op schadevergoeding als er op een andere manier schade aan zijn persoon is toegebracht. Dit wordt onder meer erkend wanneer de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Wie zich beroept op schadevergoeding voor geestelijk letsel, moet voldoende bewijs aanleveren waaruit blijkt dat psychische schade is ontstaan, gebaseerd op de omstandigheden van het geval. Dit vereist objectieve aanwijzingen dat er daadwerkelijk geestelijk letsel is, zoals bijvoorbeeld medische gegevens. Het volstaat niet dat de benadeelde partij zich enkel psychisch ongemakkelijk of gekwetst voelt. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen geen recht hebben op schadevergoeding op grond van het oogmerk om hen nadeel toe te brengen, nu onvoldoende is gebleken dat sprake was van een dergelijk opzet bij de verdachte. Ook is zij gelet op bovenstaand juridisch kader van oordeel dat hetgeen de benadeelde partijen hebben gesteld ontoereikend is om te kunnen spreken van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Zo zijn er geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit het bestaan van geestelijk letsel kan worden afgeleid en doet zich hier niet een situatie voor waarin uit de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan volgt dat van een aantasting ‘op andere wijze’ sprake is. Dat betekent dat er in deze zaak voor toewijzing van hetgeen is gevorderd geen wettelijke grondslag is. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
Nu de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] zullen worden afgewezen, zullen de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. De andere twee vorderingen worden afgewezen. Uit dit vonnis vloeit voor de verdachte dan ook geen betalingsverplichting voort.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 5a en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 11 (elf) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]niet-ontvankelijk in de vordering;
wijst af de vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2];
veroordeelt de benadeelde partijen
[benadeelde partij 1], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, voorzitter,
en mrs. N. Shahani en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op 13 september 2023 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig (een personenauto, Renault Talisman), daarmee rijdende op de weg, de Quintstraat, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door, terwijl hij door de politie werd achtervolgd,
- met verhoogde snelheid tegen de rijrichting in de Quintstraat in te rijden,
- deels over het trottoir te rijden,
- weer terug te sturen de rijbaan op,
- op enig moment in de Quintstraat (180 graden kerend) het trottoir weer op te rijden en
- op het moment dat politieambtenaren hem wilden aanhouden en al dichtbij de auto stonden of aanrennend/aanlopend waren, op te trekken en over het trottoir (hard) weg te rijden, dicht langs voordeuren van woningen,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.