ECLI:NL:RBROT:2025:5735

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
C/10/667894 / HA ZA 23-936
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een deskundige in een letselschadezaak met betrekking tot een arbeidsongeval

In deze letselschadezaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2025 een vonnis gewezen in de procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. K. Aantjes, en gedaagde, vertegenwoordigd door mr. E.J. Eijsberg. De zaak betreft de benoeming van een deskundige om het causaal verband te onderzoeken tussen de door eiser gestelde klachten en een arbeidsongeval dat plaatsvond op 5 september 2008. In het tussenvonnis van 3 juli 2024 heeft de rechtbank al geoordeeld dat er een deskundige benoemd moet worden. Gedaagde heeft verzocht om terug te komen op deze beslissing, maar de rechtbank heeft dit verzoek verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aansprakelijkheid van gedaagde voor de schade van eiser vaststaat en dat er een neurochirurg benoemd moet worden. De deskundige, Dr. G.J. Bouma, zal de IWMD-vraagstelling "Causaal verband bij ongeval" beantwoorden. De rechtbank heeft ook bepaald dat gedaagde een voorschot van € 4500,- moet betalen voor de kosten van de deskundige. De rechtbank heeft verder aangegeven dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat er consequenties kunnen zijn als hieraan niet wordt voldaan. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/667894 / HA ZA 23-936
Vonnis van 16 april 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. K. Aantjes te Rijswijk (ZH),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] .,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 juli 2024 (hierna: het tussenvonnis) en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte van 25 september 2024 van de zijde van [eiser] ;
  • de akte van 9 oktober 2024, met producties, van de zijde van [gedaagde] ;
  • de e-mail van mr. Aantjes aan de rechtbank van 13 december 2024;
  • de e-mail van mr. Eijsberg aan de rechtbank van 29 januari 2025;
  • de e-mail van mr. Aantjes aan de rechtbank van 5 februari 2025;
  • de e-mail van mr. Aantjes aan de rechtbank van 19 februari 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

benoeming deskundige

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat overgegaan zal worden tot het benoemen van een deskundige om te rapporteren over het (medische) causaal verband tussen de door [eiser] gestelde klachten en het hem overkomen arbeidsongeval en heeft zij de zaak verwezen naar de rol voor uitlating over de persoon van de deskundige, de gewenste specialisatie en de aan de deskundige te stellen vragen.
terugkomen op beslissing
2.2.
[gedaagde] verzoekt de rechtbank van deze (volgens haar bindende eind)beslissing terug te komen. [gedaagde] voert aan dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld om ervan uit te gaan dat het arbeidsongeval (relevante) klachten bij [eiser] heeft veroorzaakt. Benoeming van een deskundige door de rechtbank is dus prematuur en lichtvaardig.
[gedaagde] heeft hiertegen aangevoerd dat in dit geval geen sprake is van een bindende eindbeslissing, maar evenmin van een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. [gedaagde] heeft al bij conclusie van antwoord aangevoerd dat [eiser] dienaangaande te weinig had gesteld en de rechtbank heeft hier onder r.o. 4.3 van het tussenvonnis op gerespondeerd. Daar is eveneens overwogen dat het juist aan de deskundige is om vast te stellen of het arbeidsongeval relevante klachten heeft veroorzaakt.
2.3.
De eisen van een goede procesorde brengen mee dat de rechter, aan wie is gebleken dat een eerder door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte, eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van een bindende eindbeslissing nu met genoemde beslissing niet uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een geschilpunt tussen partijen is afgedaan en is overigens ook niet gebleken dat genoemde beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. De gronden waarop [gedaagde] verzoekt om op deze beslissing terug te komen zijn reeds beoordeeld onder r.o. 4.3 van het tussenvonnis. Het verzoek van [gedaagde] wordt dan ook verworpen.
de persoon van de deskundige en de modaliteiten van het onderzoek
2.4.
Partijen zijn het erover eens (zij het [gedaagde] subsidiair) dat thans een neurochirurg moet worden benoemd. De rechtbank zal de onder 3.1 vermelde deskundige benoemen en de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vaststellen op het onder 3.2 vermelde bedrag. De persoon van de deskundige en het door hem begrote voorschot zijn aan partijen voorgelegd en zij hebben daartegen geen bezwaar gemaakt.
2.5.
In overeenstemming met de gedeelde wens van partijen zal aan de deskundige de zogenaamde IWMD-vraagstelling “Causaal verband bij ongeval” ter beantwoording worden voorgelegd.
2.6.
De rechtbank ziet, nu de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor de schade van [eiser] als gevolg van het arbeidsongeval van 5 september 2008 vaststaat, aanleiding om in afwijking van artikel 195 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering oud te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door [gedaagde] moet worden gedeponeerd. In de eindbeslissing zal de rechtbank een definitieve beslissing nemen over de kosten van het deskundigenonderzoek.
2.7.
[gedaagde] geeft aan dat de volgende stukken nog in het medisch dossier ontbreken:
- 18-09-2012 pijnspecialist [naam 1] Zwijndrecht;
- 04-12-2012 orthopedisch chirurg [naam 2] Rotterdam;
- 12-12-2012 neurochirurg [naam 3] Rotterdam.
De rechtbank draagt [eiser] op deze stukken toe te voegen aan het procesdossier dat aan de deskundige ter beschikking zal worden gesteld, met een afschrift van deze medische stukken aan de medisch adviseur van de wederpartij.
2.8.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting in aanvulling op het voorgaande uitwerken zoals nader onder 3 omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.9.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
benoemt tot deskundige:
Dr. G.J. Bouma, neurochirurg,
adres: OLVG, locatie West,
Jan Tooropstraat 164,
1061 AE Amsterdam,
telefoon: 020 - 510 88 85,
emailadres:neurochirurgie@olvg.nl,
de vragen
draagt de deskundige op de volgende vragen te beantwoorden:
IWMD-vraagstelling “Causaal verband bij ongeval”
ALGEMENE TOELICHTING
Deze vraagstelling is bedoeld om niet-medici die zich bezighouden met de afwikkeling van letselschade inzicht te geven in de medische uitgangspunten die van belang zijn bij het bepalen van de omvang van de schade die de onderzochte heeft geleden (en in de toekomst mogelijk zal lijden) als gevolg van een ongeval. Deze schade wordt in het civiele aansprakelijkheidsrecht vastgesteld aan de hand van een vergelijking tussen de gezondheidstoestand van de onderzochte zoals die na het ongeval is ontstaan en zich waarschijnlijk in de toekomst zal voortzetten (de situatie met ongeval) en de hypothetische situatie waarin de onderzochte zich zou hebben bevonden als het ongeval nooit had plaatsgevonden (de situatie zonder ongeval).
Deze systematiek vormt de grondslag van deze vraagstelling. Onderdeel 1 heeft betrekking op de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de situatie met ongeval. In onderdeel 2 wordt aan de deskundige gevraagd zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven hoe de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de hypothetische situatie zonder ongeval zouden zijn geweest. De gezondheidssituatie van de onderzochte voorafgaand aan het ongeval is relevant voor de beoordeling van beide situaties.
Bij het opstellen van deze vraagstelling is aansluiting gezocht bij de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage (RMSR. Deze richtlijn is digitaal te raadplegen via www.nvmsr.nl, > publicaties). In deze richtlijn is geformuleerd aan welke eisen een deskundige en diens rapportage moeten voldoen. De richtlijn is bedoeld als hulpmiddel voor deskundigen bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. De deskundige wordt verzocht de aanbevelingen en bepalingen in de richtlijn – zo veel als mogelijk – in acht te nemen.

1.DE SITUATIE MET ONGEVAL

Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in de recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Aanbeveling 2.2.4. RMSR: De beschrijving van de anamnese is deugdelijk en compleet, en beperkt zich tot de relevante gegevens. De beschrijving van de anamnese bevat uitsluitend het verhaal van de onderzochte in diens bewoordingen. Er worden daarbij geen termen gebezigd of feiten vermeld die uitsluitend kunnen zijn ontleend aan aangeleverde of verkregen medische gegevens of een interpretatie daarvan. Als hieraan wordt voldaan, dan verwoordt de anamnese per definitie het subjectieve verhaal van de onderzochte. Termen als “betrokkene zou (…)” worden vermeden. Ook voegt de expert bij de beschrijving van de anamnese geen voorlopige conclusies of eigen interpretaties toe. Auto-anamnese en hetero-anamnese worden gescheiden en als zodanig genoemd weergegeven.
Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Aanbeveling 2.2.6 RMSR: Uit het rapport blijkt van welke van de meegestuurde gegevens kennis werd genomen en op welke wijze de daaraan ontleende feiten zijn meegewogen in het eindoordeel. Bij voorkeur wordt in het rapport een samenvatting opgenomen van de aan de meegestuurde gegevens ontleende feiten.
Medisch onderzoek
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Aanbeveling 2.2.5 RMSR: Er wordt een adequaat lichamelijk en/of psychiatrisch onderzoek verricht, maar slechts voor zover dat relevant is voor de beantwoording van de vraagstelling. Niet relevant onderzoek blijft uitdrukkelijk achterwege. Indien mogelijk worden de resultaten in kwantitatieve vorm weergegeven. Bij de beschrijving van de onderzoeksresultaten kan medisch jargon uiteraard niet worden vermeden.
Aanbeveling 2.2.7 RMSR: Indien de expert aanvullend hulponderzoek (radiologisch, neuropsychologisch of anderszins) laat verrichten en de uitkomsten daarvan in zijn conclusies betrekt, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapport gevoegd te worden.
Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Aanbeveling 2.2.8 RMSR: Als de anamnese niet overeenkomt met de feiten zoals die uit de stukken naar voren komen, dan dient uit het rapport te blijken dat de onderzochte, voor zover dat medisch verantwoord is, met deze discrepantie werd geconfronteerd. Vermeld wordt, wat zijn reactie daarop was en wat daaruit kan worden geconcludeerd.
Diagnose
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Aanbeveling 2.2.15 RMSR: Waar nodig wordt een differentiaaldiagnostische overweging gegeven.
Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR : Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR: De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Medische eindsituatie
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
Aanbeveling 2.2.14 RMSR: Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.

2.DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL

Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
Aanbeveling 2.2.14 RMSR: Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.
Aanbeveling 2.2.16 RMSR: Een eventuele causaliteitsvraag wordt uitsluitend beantwoord vanuit de medische causaliteitsgedachte, dat wil zeggen op grond van datgene wat bekend en herkenbaar is met betrekking tot het ontstaan en het beloop van de onderhavige klachten en verschijnselen. Deze vraagstelling geschiedt in overeenstemming met de gangbare inzichten dan wel richtlijnen van de desbetreffende wetenschappelijke vereniging. De expert zal nimmer klachten aan een ongeval “toerekenen” of de causaliteit ervan louter baseren op het feit dat ze pas na het ongeval debuteerden.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?

Aanbeveling 2.2.17 RMSR : Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.

Aanbeveling 2.2.18 RMSR: De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR : Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR: De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
OVERIG
Aanbeveling 2.2.11 RMSR: Indien de expert bevindingen doet waar niet naar wordt gevraagd maar die hij ter zake relevant vindt, dan vermeldt hij deze in het rapport.
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
het voorschot
3.2.
stelt het voorschot vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 4500,-., gebaseerd op een uurtarief van € 225,- (ex BTW) en een tijdsbesteding van 16 uren,
3.3.
bepaalt dat [gedaagde] het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.4.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de
betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.5.
bepaalt dat [eiser] zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen, met inachtneming van wat daarover onder r.o. 2.7 is overwogen, en inclusief de door de rechtbank in deze zaak gewezen vonnissen,
3.6.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.7.
bepaalt dat de deskundige in ieder geval [eiser] zal uitnodigen voor een gesprek en hem zo nodig lichamelijk zal onderzoeken,
3.8.
wijst de deskundige erop dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk zes maanden na deze beslissing een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige erop dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • dat de deskundige [eiser] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in art. 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [eiser] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [eiser] (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moet toesturen en [eiser] daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of [eiser] gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij [eiser] zich van commentaar op het concept moet onthouden),
  • dat, indien [eiser] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen,
  • dat, indien [eiser] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
1 april 2026,
3.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser] op een termijn van vier weken,
3.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Baggerman en, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025.
[2111/2537]