Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de dagvaarding van 8 april 2025, met bijlagen 1 tot en met 6;
- de aanvullende bijlagen 7A tot en met 8 van de man;
- de conclusie van antwoord, met bijlagen 1 en 2;
- de aanvullende bijlage 3 van de vrouw;
- de mondelinge behandeling op 6 mei 2025.
3.De beoordeling
Spoedeisend belang
(…) wijzigt het ouderschapsplan van 17 mei 2016 in die zin, dat de daarin tussen partijen overeengekomen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 25 oktober 2017 en minimaal voor de duur van de schuldhulpverlening wordt bepaald op € 25,- per maand per kind, onder gelijktijdige wijziging van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 13 juni 2016 op dat punt (…)”.
maximaalde duur van de schuldhulpverlening van de man op € 25,00 per maand per kind te bepalen, zoals de vrouw meent. In de beslissing staat immers duidelijk
minimaal. Dit betekent dat de vrouw een nieuwe procedure had moeten starten op het moment dat zij van mening was dat sprake was van gewijzigde omstandigheden die een aanpassing van de kinderalimentatie rechtvaardigden. Dat heeft zij echter niet gedaan en daardoor geldt de beschikking van 9 juli 2018 nog steeds. Het staat tussen partijen niet ter discussie dat de man het op grond van die beschikking verschuldigde bedrag aan kinderalimentatie steeds heeft betaald, een mogelijke kleine achterstand – die de beslaglegging op dit moment in ieder geval niet meer rechtvaardigt – daargelaten.
tot het doen van een mededeling van het opheffen van het beslag” wordt afgewezen. Onduidelijk is aan wie de vrouw zo’n mededeling zou moeten doen en binnen welke termijn. Bovendien kan de man dit vonnis zelf toesturen aan instanties die daarvan op de hoogte moeten geraken, zoals het LBIO.