In deze zaak, die op 9 mei 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man, die de ouders zijn van een minderjarige zoon. De vrouw is veroordeeld om een zorgregeling na te komen, maar heeft volgens de man dwangsommen verbeurd door deze regeling niet na te komen. De vrouw stelt dat zij al een deel van de dwangsommen heeft betaald en vordert dat de man zich onthoudt van beslag- of executiemaatregelen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw nog € 750,00 aan dwangsommen aan de man moet betalen. De man heeft het recht om voor dat bedrag beslag- en executiemaatregelen te treffen, maar de voorzieningenrechter beveelt hem om zich binnen 24 uur na betekening van het vonnis te onthouden van het treffen van maatregelen voor een hoger bedrag. De zaak is complex door eerdere uitspraken van het Gerechtshof en de kinderrechter, die de zorgregeling en de veroordelingen hebben beïnvloed. De voorzieningenrechter benadrukt het belang van de minderjarige en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.