Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de dagvaarding van 30 juli 2024, met producties 1-17;
- de conclusie van antwoord, met producties 1-11;
- de brief van [eiser] van 28 februari 2025 met aanvullende producties 18-27;
- de brief van [gedaagde c.s.] van 28 februari 2025 met aanvullende producties 12-20;
- de aanvullende producties 21-24 van [gedaagde c.s.] ;
- de spreekaantekeningen van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling van 13 maart 2025.
3.De feiten
bedrijfseconomische redenen, onvoldoende functioneren”. De brief is namens [bedrijf] ondertekend door [gedaagde sub 2] .
[omschrijving 3]
4.Het geschil
5.De beoordeling
Verstek [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4]
€ 63.047 in 2024, toen [eiser] al was ontslagen en ook haar vordering in rechte werd vastgesteld. Tegelijkertijd is in 2024 een piek te zien in de omzet van [gedaagde sub 3] , een gelieerde vennootschap, waar [eiser] aanvankelijk in dienst was en waarvan [gedaagde sub 1] heeft verklaard dat de bedoeling was dat de activiteiten zouden ‘doodbloeden’ zodat zij zonder haar compagnon ( [persoon A] ) destijds bij [bedrijf] verder zou kunnen gaan. In dezelfde periode heeft ook [gedaagde sub 2] zich teruggetrokken uit [bedrijf] en heeft zij [gedaagde sub 4] opgericht, een vennootschap die zich op haar website presenteert als bouwbedrijf dat het bedrijf van [gedaagde sub 1] voortzet, met foto’s van een door [bedrijf] uitgevoerd bouwproject. Van [gedaagde sub 4] zijn geen exploitatieresultaten bekend gemaakt.
- Kosten dagvaarding € 144,37
- Griffierecht € 1.325,00
- Salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten, tarief IV van € 1.214,-)
- Nakosten €