ECLI:NL:RBROT:2025:5883

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
25/2958
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor maatschappelijke opvang op basis van huisvestingsprobleem

Op 15 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een inwoner van Nederland, met zijn vrouw en twee minderjarige kinderen verzocht om een voorlopige voorziening voor maatschappelijke opvang. Verzoeker heeft geen vast woonadres en verblijft tijdelijk bij zijn moeder in een 55+ woning. De aanvraag voor maatschappelijke opvang was eerder door het college van burgemeester en wethouders afgewezen, omdat verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoeker alleen een huisvestingsprobleem heeft en niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij en zijn gezin niet in Nederland konden verblijven. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker met hulp van zijn netwerk en instanties in zijn levensonderhoud kan voorzien en dat de maatschappelijke opvang niet bedoeld is voor huisvestingsproblemen die voortkomen uit de schaarste op de woningmarkt. De voorzieningenrechter benadrukte dat de belangen van de kinderen in deze zaak voldoende zijn gewaarborgd en dat er geen noodsituatie was die een andere beslissing rechtvaardigde. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2958

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. G. Grijs),
en

het college van burgemeester en wethouders van [plaats 2] , het college

(gemachtigde: mr. S. Duinhouwer).

Samenvatting

Verzoeker wil met zijn vrouw en minderjarige kinderen toegelaten worden tot de maatschappelijke opvang. Uit het gesprek dat met verzoeker is gevoerd, komt naar voren dat hij alleen een huisvestingsprobleem heeft. De Wet maatschappelijke ondersteuning is niet bedoeld om dit probleem op te lossen. Het verzoek wordt afgewezen.

Procesverloop

1. Verzoeker heeft een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 18 maart 2025 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, A. Najati als tolk en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Verzoeker woont sinds 1996 in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij heeft geen vast woonadres. Hij is getrouwd met [partner] en zij hebben twee minderjarige kinderen (vijf jaar en één jaar). Verzoekers vrouw woonde met de kinderen bij verzoekers vader in Turkije. Zij verblijven sinds 8 maart 2025 in Nederland. Verzoekers vrouw heeft een (toeristen)visum voor drie maanden en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit. Verzoeker verblijft bij zijn zus en zijn gezin woont tijdelijk bij verzoekers moeder in een 55+ woning.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. Verzoeker heeft op 18 maart 2025 een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang en het college heeft deze aanvraag afgewezen. Volgens het college voldoet verzoeker niet aan de voorwaarden voor maatschappelijke opvang, omdat hij in staat wordt geacht om zich op eigen kracht, met de gebruikelijke voorzieningen en met hulp van zijn netwerk te handhaven in de samenleving. Daarnaast heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat het voor zijn vrouw en kinderen noodzakelijk was om Turkije te verlaten. Ook is volgens het college niet gebleken dat verzoekers vrouw en kinderen niet langer in Turkije konden verblijven om hun komst naar Nederland beter voor te bereiden. Verzoeker is het niet eens met dit besluit en wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat er aan hem en zijn gezin opvang wordt verleend.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
5. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
6. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
7. Volgens verzoeker is er een spoedeisend belang omdat hij en zijn gezin geen vaste verblijfplaats hebben. Zijn gezin woont tijdelijk bij verzoekers moeder in een 55+ woning, maar daar mogen zij zich niet inschrijven. Hierdoor zijn zij ook niet verzekerd. Bovendien zijn er klachten over geluidsoverlast, zodat zij daar ook niet al te lang meer kunnen verblijven. Verder kan het oudste kind zonder vast woonadres niet naar school. De voorzieningenrechter ziet hierin een voldoende spoedeisend belang voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Belangenafweging
8. Een inwoner van Nederland komt – kort gezegd – in aanmerking voor opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) als hij de thuissituatie heeft verlaten en niet in staat is zich op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving. In zo’n geval is iemand niet zelfredzaam.
9. Als een zelfredzaam iemand een woning krijgt, dan zijn de problemen van die persoon daarmee ook opgelost. Bij iemand die niet zelfredzaam is, is dat niet het geval. De persoon die niet zelfredzaam is, zal ondanks het krijgen van een woning nog steeds geholpen moeten worden om zijn dagelijks leven te organiseren. Om die reden wordt bij maatschappelijke opvang het verlenen van opvang dan ook gekoppeld aan een hulptraject.
10. Gelet op de hulpvraag van verzoeker moet beoordeeld worden of zijn huisvestingsprobleem wordt veroorzaakt doordat hij zich niet kan handhaven in de samenleving.
11. Uit het gesprek dat met verzoeker is gevoerd, komt naar voren dat hij uitsluitend een huisvestingsprobleem heeft. Verzoeker heeft de Nederlandse nationaliteit, zodat hij kan werken, een uitkering kan aanvragen en een beroep kan doen op bepaalde toeslagen. Met die financiële middelen zou hij in zijn levensonderhoud kunnen voorzien en woonruimte kunnen huren. Voor praktische problemen zoals inschrijven in de basisregistratie personen, het regelen van een verzekering en het aanvragen van een verblijfsvergunning voor zijn vrouw, kan verzoeker hulp krijgen van instanties zoals Vraagwijzer. Hier is geen speciaal hulptraject voor nodig. Verzoeker zou zich dus met hulp van familie en instanties kunnen redden in de samenleving.
12. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker graag bij zijn gezin wil zijn, maar hij heeft zijn vrouw en kinderen vanuit een stabiele woonsituatie in Turkije naar Nederland gehaald, zonder dat hij over woonruimte of voldoende financiële middelen beschikte. Hij heeft hun komst naar Nederland onvoldoende voorbereid. Er is ook niet gebleken dat verzoekers vrouw en kinderen niet langer in Turkije konden verblijven. Verzoeker heeft bij zijn aanvraag verklaard dat hij zijn gezin naar Nederland heeft laten komen, omdat hij van mening is dat de scholen hier beter zijn. Hieruit blijkt niet dat er een noodsituatie was waardoor het gezin Turkije moest verlaten. Tijdens de zitting heeft hij aangevoerd dat zijn gezin niet langer in Turkije kon verblijven, omdat er problemen waren met de stiefmoeder (vrouw van zijn vader). Verzoeker heeft dit echter niet eerder aangevoerd en verder ook niet aannemelijk gemaakt.
13. Verzoeker heeft verder nog een beroep gedaan op artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK). Bij alle maatregelen die betrekking hebben op kinderen, moeten hun belangen worden betrokken. Volgens het college hebben de kinderen op dit moment onderdak. Verder is tijdens het kindintake gesprek geconstateerd dat de kinderen er verzorgd uitzien en dat de ouders zorgzaam lijken. Er zijn geen zorgen over de veiligheid van de kinderen. Daarnaast heeft het college tijdens de zitting verklaard dat als verzoekers kinderen daadwerkelijk op straat komen te staan, het crisisinterventieteam wordt ingeschakeld. Het crisisinterventieteam zal dan met verzoeker gaan kijken naar de opvangmogelijkheden. Gelet hierop is er geen grond voor het oordeel dat het college zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de kinderen.
14. De problemen waar verzoeker tegenaan loopt, lijken eerder te maken te hebben met de schaarste op de woningmarkt. Het is voor veel mensen in Nederland moeilijk om een (betaalbare) woning te vinden. De maatschappelijke opvang op grond van de Wmo is echter niet bedoeld om hiervoor een oplossing te bieden.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het college verzoekster niet hoeft toe te laten tot de maatschappelijke opvang. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.