In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling (OTS) van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld vanwege echtscheidingsproblematiek en een gebrek aan contact met hun moeder. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West had verzocht om de OTS te verlengen, waarbij de OTS voor [voornaam minderjarige 1] tot zijn meerderjarigheid en voor [voornaam minderjarige 2] voor de duur van een jaar zou moeten gelden. Tijdens de zitting op 7 maart 2025, die met gesloten deuren plaatsvond, waren de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarigen naar hun mening gevraagd, en zij gaven aan geen contact met hun moeder te willen. De moeder en vader hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek, maar de vader benadrukte dat de kinderen vrij zijn in hun keuze om contact met de moeder te hebben.
De kinderrechter heeft overwogen dat, hoewel het gebrek aan contact met de moeder een ontwikkelingsbedreiging kan opleveren, de minderjarigen op dit moment geen hulp of begeleiding nodig hebben en dat zij rust hebben gevonden. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de OTS niet meer passend is, gezien de duidelijke wensen van de minderjarigen en het feit dat er geen zorgen zijn over hun welzijn. Daarom is het verzoek tot verlenging van de OTS afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 17 maart 2025. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.