Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. Verzoeker heeft op 22 april 2024 een vervangend rijbewijs aangevraagd bij de gemeente Voorne aan Zee. Bij de aanvraag heeft hij zijn oude rijbewijs (met nummer [nummer]) als vermist opgegeven. Op 9 augustus 2024 heeft de gemeente een brief met bijlagen van de RDWontvangen, waarin de RDW aangeeft het oude rijbewijs van verzoeker van de Franse politie te hebben ontvangen. Het rijbewijs was op 13 maart 2024 door de Franse politie ingenomen vanwege een snelheidsovertreding en aan verzoeker is toen een rijverbod opgelegd in Frankrijk voor zes maanden. De RDW verzoekt de gemeente daarom een besluit te nemen over het rijbewijs dat op 22 april 2024 aan verzoeker is afgegeven.
Waar gaat deze zaak over?
3. Met het besluit van 4 februari 2025 heeft de burgemeester het rijbewijs dat op 22 april 2024 aan verzoeker is afgegeven ongeldig verklaard. De burgemeester stelt zich naar aanleiding van de brief van de RDW van 9 augustus 2024 op het standpunt dat verzoeker bij de aanvraag van dit rijbewijs onjuiste informatie heeft verstrekt. Indien deze informatie op 22 april 2024 bij de gemeente bekend was geweest, was geen nieuw rijbewijs aan verzoeker verstrekt.Verzoeker zal opnieuw rijexamen moeten doen om weer over een rijbewijs te kunnen beschikken. De ongeldigverklaring is op 14 februari 2025 in het systeem verwerkt.
4. Verzoeker kan zich met dit besluit niet verenigen en wil met zijn verzoek bereiken dat de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs wordt geschorst tot op het bezwaar is beslist.
Heeft verzoeker (een spoedeisend) belang bij zijn verzoek?
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift.
De voorzieningenrechter zal daarom eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang is bij de gevraagde voorlopige voorziening voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij het rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Hij heeft een eigen koeriersbedrijf. Zonder rijbewijs kan hij zijn werkzaamheden niet uitoefenen en heeft hij geen inkomsten, waardoor zijn financiële problemen zullen toenemen.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker niet met stukken heeft onderbouwd dat hij als gevolg van het besluit van 4 februari 2025 in een financiële noodsituatie, of een onomkeerbare situatie, dreigt terecht te komen. De voorzieningenrechter twijfelt daarom aan het spoedeisend belang. Ook als de voorzieningenrechter aanneemt dat er wel sprake is van spoedeisend belang, wordt het verzoek echter niet toegewezen, gelet op wat hierna wordt overwogen.
Inhoudelijke beoordeling van het verzoek
8. Artikel 124, eerste lid, aanhef en onder a, van de WVW bepaalt dat een rijbewijs overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels voor een of meer categorieën van motorrijtuigen of voor een deel van de geldigheidsduur ongeldig wordt verklaard indien het rijbewijs is afgegeven op grond van door de houder verschafte onjuiste gegevens en het niet zou zijn afgegeven indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest.
9. In geval van inname van een rijbewijs door een buitenlandse autoriteit geldt dat het rijbewijs door de betreffende autoriteit naar de RDW wordt gestuurd en dat de eigenaar hierop moet wachten. Bij de aanvraag voor een vervangend rijbewijs tekent de ondervrager er expliciet voor dat het huidige rijbewijs niet is ingevorderd.
10. Verzoeker heeft op 22 april 2024 een vervangend rijbewijs aangevraagd en daarbij verklaard dat zijn oude rijbewijs is vermist. Met het ondertekenen van de aanvraag heeft hij tevens expliciet verklaard dat zijn oude rijbewijs niet is gevorderd of ongeldig is verklaard. Gelet op de feiten en omstandigheden in deze zaak heeft verzoeker met die verklaringen de waarheid geweld aan gedaan. De enkele omstandigheid dat verzoeker zijn (ingevorderde) rijbewijs op 22 april 2024 kennelijk nog niet van de Franse politie had teruggekregen, betekent nog niet dat het huidige rijbewijs niet langer als gevorderd hoefde te worden beschouwd (als bedoeld op het aanvraagformulier). Daarbij komt dat verzoeker ook steeds heeft verklaard dat zijn rijbewijs slechts voor een periode van twee weken was ingevorderd, terwijl dit uit de documenten van de Franse autoriteiten niet blijkt en bovendien uit de beschikking van de Franse autoriteiten van 13 maart 2024 blijkt dat verzoeker een rijverbod (in Frankrijk) van zes maanden is opgelegd. De gemachtigde van verzoeker heeft op de zitting bevestigd dat verzoeker op de hoogte was van dit rijverbod, omdat dit hem al bij de invordering van zijn rijbewijs was meegedeeld. Niet is gebleken dat verzoeker bij zijn aanvraag voor een vervangend rijbewijs melding heeft gemaakt van het rijverbod, hetgeen hij wel had moeten doen. De stelling van verzoekers gemachtigde dat de invordering van het rijbewijs niet hetzelfde is als het opleggen van een rijverbod (of andersom), maakt dit niet anders. Verzoeker had kunnen en moeten beseffen dat het voor de burgemeester van belang was van het rijverbod te weten.
11. De voorzieningenrechter is daarom met de burgemeester van oordeel dat verzoeker bij zijn aanvraag van 22 april 2024 niet naar waarheid heeft verklaard en daarmee onjuiste gegevens heeft verstrekt.
12. Voor zover verzoeker met een beroep op het vertrouwensbeginsel stelt dat hij heeft gehandeld naar het advies van een medewerk(st)er van de afdeling Burgerzaken van de gemeente Voorne aan Zee, geldt dat hij hierin niet kan worden gevolgd. De burgemeester heeft gemotiveerd betwist dat sprake was van een dergelijk advies. Volgens de burgemeester is de kwestie intern uitgevraagd en onderzocht. Geen van de bevraagde betrokken medewerkers herinnert zich echter de situatie waarbij een rijbewijs was ingenomen door de Franse politie. De voorzieningenrechter ziet, gezien de bijzondere omstandigheden van dit specifieke geval, geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Daarbij is van belang dat verzoeker zijn beroep op het vertrouwensbeginsel ook niet heeft onderbouwd met, bijvoorbeeld, een schriftelijke verklaring van de betreffende medewerk(st)er.
13. Ook zijn stelling dat er nog vanuit de gemeente met de RDW is gebeld, waarbij de RDW zou hebben meegedeeld dat het rijbewijs van verzoeker is zoekgeraakt, heeft verzoeker niet onderbouwd. Deze stelling wordt door de burgemeester (op basis van een onderzoek van de telefoongegevens van de afdeling Burgerzaken) eveneens gemotiveerd betwist. Op de zitting heeft de gemachtigde van verzoeker nog gesteld dat verzoeker ook zelf nog contact met de RDW heeft opgenomen om te informeren of zijn rijbewijs al was ontvangen. Verzoeker heeft echter geen screenshot overgelegd van zijn bel- of whatsapp-geschiedenis waaruit dit blijkt, zodat ook deze stelling niet is onderbouwd.
14. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de belangen van verzoeker bij het behoud van zijn rijbewijs zwaarder te laten wegen dan de belangen van de burgemeester.