ECLI:NL:RBROT:2025:5963

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
10-369559-24 / TUL VV: 10/102264-22 en 22/000659-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met jeugddetentie en bijzondere voorwaarden

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren in 2005, werd beschuldigd van het bezit van een pistool van het merk GSG (model Sig Sauer P320) en bijbehorende munitie, dat op 18 november 2024 in Rotterdam werd aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, gebaseerd op de verklaring van de verdachte en de bevindingen van de politie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 61 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf gelast. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een behandeling. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder eerdere veroordelingen en het risico op recidive. De uitspraak benadrukt de risico's van het voorhanden hebben van vuurwapens en de noodzaak van begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummers: 10-369559-24
Parketnummers TUL VV: 10/102264-22 en 22/000659-22
Datum zitting en uitspraak: 4 maart 2025
Tegenspraak

[verdachte] ,

geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman van de verdachte: G.S.J. van Gestel
Officier van justitie: N. van der Meij

Tenlastelegging

De verdachte wordt door de officier van justitie beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De volledige beschuldiging houdt in dat de verdachte:
op of omstreeks 18 november 2024 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk GSG (model Sig Sauer P320), kaliber .380 en/of (bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens munitie, van de categorie III te weten een of meerdere kogelpatronen kaliber .380, voorhanden heeft gehad.

Bewijs

Vordering officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden.
Oordeel rechtbank
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
op 18 november 2024 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk GSG (model Sig Sauer P320), kaliber .380 en (bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van de Wet wapens munitie, van de categorie III te weten een of meerdere kogelpatronen kaliber .380, voorhanden heeft gehad.
Bewijsmotivering en bewijsmiddelen [1]
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. De verdachte heeft het bewezenverklaarde bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Daarom wordt hieronder volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
1. De verklaring van de verdachte op de zitting van 4 maart 2025 [2]
2. Bevindingen van de politie, aanhouding verdachte en aantreffen vuurwapen [3]
3. Bevindingen van de politie, vooronderzoek lab [4]
4. Bevindingen van de politie, het onderzoek vuurwapen met munitie [5]

Verboden gedragingen en de strafbaarheid

Kwalificatie
Het bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en

het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III

Strafbaarheid feiten en verdachte
De verdachte en de feiten zijn strafbaar.

Motivering van de straffen

Eis officier van justitie
De officier van justitie vindt dat aan de verdachte een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 61 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest, en een werkstraf van 40 uur moet worden opgelegd.
Oordeel rechtbank
Ernst en gevolgen van het feit
De verdachte heeft op straat een pistool bij zich gedragen in zijn schoudertas. Aan het voorhanden hebben van vuurwapens en bijbehorende munitie zijn grote risico’s verbonden, omdat de ervaring leert dat het voorhanden hebben van die wapens en munitie het gebruik ervan in de hand werkt en daarmee dodelijk letsel kan worden toegebracht. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van 17 februari 2025 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Dit weegt in strafverzwarende zin mee in de hoogte van de op te leggen straf.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft op 13 januari 2025 een rapport opgemaakt over de verdachte voor de raadkamerzitting, ten behoeve van een mogelijke schorsing van de voorlopige hechtenis. De reclassering ziet negatieve sociale contacten en de weerbaarheid daartegen als grootste aandachtspunt. Ook huisvesting en dagbesteding verdienen aandacht, omdat deze zijn komen te vervallen door de aanhouding. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De verdachte is niet in bezit van een startkwalificatie, er worden mogelijkheden gezien voor pedagogische beïnvloeding door volwassenen en er is een lopend traject bij de jeugdreclassering. Geadviseerd wordt daarom om jeugdstrafrecht toe te passen.
Op 20 februari 2025 heeft de reclassering bericht niet voor de inhoudelijke behandeling aanvullend te kunnen rapporteren over het lopende schorsingstoezicht bij de William Schrikker Stichting.
Op de zitting heeft de officier van justitie medegedeeld contact te hebben gehad met de reclasseringsmedewerker van de verdachte. De verdachte houdt zich kennelijk goed aan de schorsingsvoorwaarden. Ook wordt bevestigd dat de verdachte momenteel in een begeleide woonvorm verblijft. Het advies is nog altijd om jeugdstrafrecht toe te passen en om de huidige schorsingsvoorwaarden als bijzondere voorwaarden op te leggen bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Conclusie
Alles afwegende zal aan de verdachte worden opgelegd een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 61 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dat een deel van de op te leggen jeugddetentie voorwaardelijk is, biedt de verdachte de kans om het anders te gaan doen. Daarbij wordt hij geholpen door de algemene en bijzondere voorwaarden. De algemene voorwaarde waarschuwt hem. Als hij weer in de fout gaat en strafbare feiten pleegt, kan het voorwaardelijke deel van 59 dagen jeugddetentie alsnog worden tenuitvoergelegd. De bijzondere voorwaarden moeten de verdachte helpen om het niet zover te laten komen.

Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf is gebaseerd op de artikelen artikel 77a, 77g en 77i van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Vorderingen tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf van 20 uur die aan de verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 mei 2023 onder parketnummer 10/102264-22 en dat (een deel van de) de voorwaardelijke werkstraf van 40 uur die aan de verdachte is opgelegd bij arrest van het Gerechtshof Den Haag van 10 januari 2023 onder parketnummer 22/000659-22 ten uitvoer zullen worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarden heeft overtreden. Daarom kan de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. De rechtbank zal de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelasten van de onder parketnummer 22/000659-22 voorwaardelijk opgelegde taakstraf, namelijk voor een gedeelte van 40 uur. Het resterende deel zal worden afgewezen. De vordering onder parketnummer 10/102264-22 zal evenzo worden afgewezen.

Beslissingen in het kort

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen,
bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
61 (eenenzestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt.
de veroordeelde laat zich behandelen door een instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer mogelijk. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
de veroordeelde verblijft in een begeleide woonvorm of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
de veroordeelde volgt onderwijs.
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de gevorderde tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 22/000659-22 gedeeltelijk toe en gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf die voorwaardelijk is opgelegd bij arrest van 10 januari 2023 van het Gerechtshof Den Haag, te weten een gedeelte groot: 40 (veertig) uur werkstraf en wijst het overigens gevorderde af;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/102264-22.

Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door J.H. Janssen, voorzitter,
en J.L. Luiten en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 4 maart 2025.
De oudste rechter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot.
2.De verklaring van de verdachte op de zitting van 4 maart 2025.
3.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer 1] , doorgenummerde pagina 3.
4.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer 2] , doorgenummerde pagina’s 35 – 37.
5.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer 3] , doorgenummerde pagina’s 28 – 34.