In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert de man dat de vrouw de woning moet ontruimen. De man en de vrouw hebben een relatie gehad en zijn gezamenlijk eigenaar van een woning in Rotterdam, waar de vrouw met hun twee minderjarige kinderen woont. De vrouw heeft eerder afspraken gemaakt over het overnemen van het aandeel van de man in de woning, maar heeft geen hypotheekofferte overgelegd. De rechtbank heeft in een eerder vonnis bepaald dat de woning aan een derde moet worden verkocht en dat de vrouw haar medewerking moet verlenen aan de verkoop. Ondanks deze uitspraak werkt de vrouw niet mee, wat de man ertoe heeft gebracht om een kort geding aan te spannen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw de woning moet ontruimen, met inachtneming van de belangen van de kinderen, en heeft bepaald dat de ontruiming uiterlijk op 18 juli 2025 moet plaatsvinden. Tevens is de man gemachtigd om de sloten van de woning te vervangen en om een andere makelaar in te schakelen voor de verkoop van de woning. De vrouw is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de man, die zijn begroot op € 1.369,45, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.